Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. verlept:
  2. verleppen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for verlept in Niederländisch

verlept:

verlept Adjektiv

  1. verlept
    verwelkt; verlept; verdord

Verwandte Wörter für "verlept":

  • verlepte

verleppen:

verleppen Verb (verlep, verlept, verlepte, verlepten, verlept)

  1. verleppen
    verwelken; verkommeren; verdorren; verleppen
    • verwelken Verb (verwelk, verwelkt, verwelkte, verwelkten, verwelkt)
    • verkommeren Verb (verkommer, verkommert, verkommerde, verkommerden, verkommerd)
    • verdorren Verb (verdor, verdort, verdorde, verdorden, verdord)
    • verleppen Verb (verlep, verlept, verlepte, verlepten, verlept)

Konjugationen für verleppen:

o.t.t.
  1. verlep
  2. verlept
  3. verlept
  4. verleppen
  5. verleppen
  6. verleppen
o.v.t.
  1. verlepte
  2. verlepte
  3. verlepte
  4. verlepten
  5. verlepten
  6. verlepten
v.t.t.
  1. ben verlept
  2. bent verlept
  3. is verlept
  4. zijn verlept
  5. zijn verlept
  6. zijn verlept
v.v.t.
  1. was verlept
  2. was verlept
  3. was verlept
  4. waren verlept
  5. waren verlept
  6. waren verlept
o.t.t.t.
  1. zal verleppen
  2. zult verleppen
  3. zal verleppen
  4. zullen verleppen
  5. zullen verleppen
  6. zullen verleppen
o.v.t.t.
  1. zou verleppen
  2. zou verleppen
  3. zou verleppen
  4. zouden verleppen
  5. zouden verleppen
  6. zouden verleppen
diversen
  1. verlep!
  2. verlept!
  3. verlept
  4. verleppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze