Niederländisch

Detailed Synonyms for verdeler in Niederländisch

verdeler:

verdeler Verb

  1. verdeler
    verspreiden; rondstrooien; verdeler; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verstrooien
    • verspreiden Verb (verspreid, verspreidt, verspreidde, verspreidden, verspreid)
    • rondstrooien Verb (strooi rond, strooit rond, strooide rond, strooiden rond, rondgestrooid)
    • verdeler Verb
    • uitzaaien Verb (zaai uit, zaait uit, zaaide uit, zaaiden uit, uitgezaaid)
    • uitzenden Verb (zend uit, zendt uit, zond uit, zonden uit, uitgezonden)
    • verbreiden Verb (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
    • verbreider Verb

verdeler [de ~ (m)] Nomen

  1. de verdeler
    de distributeur; de verdeler; de verspreider; verbreider