Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. rondstrooien:


Niederländisch

Detailed Synonyms for rondstrooien in Niederländisch

rondstrooien:

rondstrooien Verb (strooi rond, strooit rond, strooide rond, strooiden rond, rondgestrooid)

  1. rondstrooien
    verspreiden; rondstrooien; verdeler; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verstrooien
    • verspreiden Verb (verspreid, verspreidt, verspreidde, verspreidden, verspreid)
    • rondstrooien Verb (strooi rond, strooit rond, strooide rond, strooiden rond, rondgestrooid)
    • verdeler Verb
    • uitzaaien Verb (zaai uit, zaait uit, zaaide uit, zaaiden uit, uitgezaaid)
    • uitzenden Verb (zend uit, zendt uit, zond uit, zonden uit, uitgezonden)
    • verbreiden Verb (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
    • verbreider Verb

Konjugationen für rondstrooien:

o.t.t.
  1. strooi rond
  2. strooit rond
  3. strooit rond
  4. strooien rond
  5. strooien rond
  6. strooien rond
o.v.t.
  1. strooide rond
  2. strooide rond
  3. strooide rond
  4. strooiden rond
  5. strooiden rond
  6. strooiden rond
v.t.t.
  1. heb rondgestrooid
  2. hebt rondgestrooid
  3. heeft rondgestrooid
  4. hebben rondgestrooid
  5. hebben rondgestrooid
  6. hebben rondgestrooid
v.v.t.
  1. had rondgestrooid
  2. had rondgestrooid
  3. had rondgestrooid
  4. hadden rondgestrooid
  5. hadden rondgestrooid
  6. hadden rondgestrooid
o.t.t.t.
  1. zal rondstrooien
  2. zult rondstrooien
  3. zal rondstrooien
  4. zullen rondstrooien
  5. zullen rondstrooien
  6. zullen rondstrooien
o.v.t.t.
  1. zou rondstrooien
  2. zou rondstrooien
  3. zou rondstrooien
  4. zouden rondstrooien
  5. zouden rondstrooien
  6. zouden rondstrooien
diversen
  1. strooi rond!
  2. strooit rond!
  3. rondgestrooid
  4. rondstrooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze