Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. rondwroeten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for rondwroeten in Niederländisch

rondwroeten:

rondwroeten Verb (wroet rond, wroette rond, wroetten rond, rondgewroet)

  1. rondwroeten
    rondwroeten; snuffelen
    • rondwroeten Verb (wroet rond, wroette rond, wroetten rond, rondgewroet)
    • snuffelen Verb (snuffel, snuffelt, snuffelde, snuffelden, gesnuffeld)

Konjugationen für rondwroeten:

o.t.t.
  1. wroet rond
  2. wroet rond
  3. wroet rond
  4. wroeten rond
  5. wroeten rond
  6. wroeten rond
o.v.t.
  1. wroette rond
  2. wroette rond
  3. wroette rond
  4. wroetten rond
  5. wroetten rond
  6. wroetten rond
v.t.t.
  1. heb rondgewroet
  2. hebt rondgewroet
  3. heeft rondgewroet
  4. hebben rondgewroet
  5. hebben rondgewroet
  6. hebben rondgewroet
v.v.t.
  1. had rondgewroet
  2. had rondgewroet
  3. had rondgewroet
  4. hadden rondgewroet
  5. hadden rondgewroet
  6. hadden rondgewroet
o.t.t.t.
  1. zal rondwroeten
  2. zult rondwroeten
  3. zal rondwroeten
  4. zullen rondwroeten
  5. zullen rondwroeten
  6. zullen rondwroeten
o.v.t.t.
  1. zou rondwroeten
  2. zou rondwroeten
  3. zou rondwroeten
  4. zouden rondwroeten
  5. zouden rondwroeten
  6. zouden rondwroeten
diversen
  1. wroet rond!
  2. wroet rond!
  3. rondgewroet
  4. rondwroetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze