Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. bekleden:


Niederländisch

Detailed Synonyms for bekleden in Niederländisch

bekleden:

bekleden Verb (bekleed, bekleedt, bekleedde, bekleedden, bekleed)

  1. bekleden
    bedekken; bekleden; overtrekken
    • bedekken Verb (bedek, bedekt, bedekte, bedekten, bedekt)
    • bekleden Verb (bekleed, bekleedt, bekleedde, bekleedden, bekleed)
    • overtrekken Verb (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)
  2. bekleden
    bekleden; van bekleding voorzien; overtrekken; stofferen

Konjugationen für bekleden:

o.t.t.
  1. bekleed
  2. bekleedt
  3. bekleedt
  4. bekleden
  5. bekleden
  6. bekleden
o.v.t.
  1. bekleedde
  2. bekleedde
  3. bekleedde
  4. bekleedden
  5. bekleedden
  6. bekleedden
v.t.t.
  1. heb bekleed
  2. hebt bekleed
  3. heeft bekleed
  4. hebben bekleed
  5. hebben bekleed
  6. hebben bekleed
v.v.t.
  1. had bekleed
  2. had bekleed
  3. had bekleed
  4. hadden bekleed
  5. hadden bekleed
  6. hadden bekleed
o.t.t.t.
  1. zal bekleden
  2. zult bekleden
  3. zal bekleden
  4. zullen bekleden
  5. zullen bekleden
  6. zullen bekleden
o.v.t.t.
  1. zou bekleden
  2. zou bekleden
  3. zou bekleden
  4. zouden bekleden
  5. zouden bekleden
  6. zouden bekleden
diversen
  1. bekleed!
  2. bekleedt!
  3. bekleed
  4. bekledend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for bekleden