Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Niederländisch ->übersetze afschepen

Synonyms for "afschepen" in Niederländisch

Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. afschepen:

Niederländisch

Detailed Synonyms for afschepen in Niederländisch

afschepen:

afschepen Verb (scheep af, scheept af, scheepte af, scheepten af, afgescheept)

  1. afschepen
    wegsturen; afwimpelen; afschepen
    • wegsturen Verb (stuur weg, stuurt weg, stuurde weg, stuurden weg, weggestuurd)
    • afwimpelen Verb (wimpel af, wimpelt af, wimpelde af, wimpelden af, afgewimpeld)
    • afschepen Verb (scheep af, scheept af, scheepte af, scheepten af, afgescheept)

Konjugationen für afschepen:

o.t.t.
  1. scheep af
  2. scheept af
  3. scheept af
  4. schepen af
  5. schepen af
  6. schepen af
o.v.t.
  1. scheepte af
  2. scheepte af
  3. scheepte af
  4. scheepten af
  5. scheepten af
  6. scheepten af
v.t.t.
  1. heb afgescheept
  2. hebt afgescheept
  3. heeft afgescheept
  4. hebben afgescheept
  5. hebben afgescheept
  6. hebben afgescheept
v.v.t.
  1. had afgescheept
  2. had afgescheept
  3. had afgescheept
  4. hadden afgescheept
  5. hadden afgescheept
  6. hadden afgescheept
o.t.t.t.
  1. zal afschepen
  2. zult afschepen
  3. zal afschepen
  4. zullen afschepen
  5. zullen afschepen
  6. zullen afschepen
o.v.t.t.
  1. zou afschepen
  2. zou afschepen
  3. zou afschepen
  4. zouden afschepen
  5. zouden afschepen
  6. zouden afschepen
diversen
  1. scheep af!
  2. scheept af!
  5. afgescheept
  6. afschepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0150 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden