Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. hoereren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für hoereren (Niederländisch) ins Französisch

hoereren:

hoereren Verb (hoereer, hoereert, hoereerde, hoereerden, gehoereerd)

  1. hoereren (tippelen)
    faire le trottoir; trottiner
    • trottiner Verb (trottine, trottines, trottinons, trottinez, )
  2. hoereren (zich prostitueren)

Konjugationen für hoereren:

o.t.t.
  1. hoereer
  2. hoereert
  3. hoereert
  4. hoereren
  5. hoereren
  6. hoereren
o.v.t.
  1. hoereerde
  2. hoereerde
  3. hoereerde
  4. hoereerden
  5. hoereerden
  6. hoereerden
v.t.t.
  1. heb gehoereerd
  2. hebt gehoereerd
  3. heeft gehoereerd
  4. hebben gehoereerd
  5. hebben gehoereerd
  6. hebben gehoereerd
v.v.t.
  1. had gehoereerd
  2. had gehoereerd
  3. had gehoereerd
  4. hadden gehoereerd
  5. hadden gehoereerd
  6. hadden gehoereerd
o.t.t.t.
  1. zal hoereren
  2. zult hoereren
  3. zal hoereren
  4. zullen hoereren
  5. zullen hoereren
  6. zullen hoereren
o.v.t.t.
  1. zou hoereren
  2. zou hoereren
  3. zou hoereren
  4. zouden hoereren
  5. zouden hoereren
  6. zouden hoereren
diversen
  1. hoereer!
  2. hoereert!
  3. gehoereerd
  4. hoererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für hoereren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faire le trottoir hoereren; tippelen
mener une vie de débauche hoereren; zich prostitueren de beest uithangen; zich liederlijk gedragen
putasser hoereren; zich prostitueren
trottiner hoereren; tippelen met trippelpasjes lopen; met vlugge pasjes gaan; sjokken; trippelen; voortsukkelen
- hoeren