Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. broddelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für broddelen (Niederländisch) ins Französisch

broddelen:

broddelen Verb (broddel, broddelt, broddelde, broddelden, gebroddeld)

  1. broddelen (prutsen)
    bricoler; tripoter
    • bricoler Verb (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )
    • tripoter Verb (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, )

Konjugationen für broddelen:

o.t.t.
  1. broddel
  2. broddelt
  3. broddelt
  4. broddelen
  5. broddelen
  6. broddelen
o.v.t.
  1. broddelde
  2. broddelde
  3. broddelde
  4. broddelden
  5. broddelden
  6. broddelden
v.t.t.
  1. heb gebroddeld
  2. hebt gebroddeld
  3. heeft gebroddeld
  4. hebben gebroddeld
  5. hebben gebroddeld
  6. hebben gebroddeld
v.v.t.
  1. had gebroddeld
  2. had gebroddeld
  3. had gebroddeld
  4. hadden gebroddeld
  5. hadden gebroddeld
  6. hadden gebroddeld
o.t.t.t.
  1. zal broddelen
  2. zult broddelen
  3. zal broddelen
  4. zullen broddelen
  5. zullen broddelen
  6. zullen broddelen
o.v.t.t.
  1. zou broddelen
  2. zou broddelen
  3. zou broddelen
  4. zouden broddelen
  5. zouden broddelen
  6. zouden broddelen
diversen
  1. broddel!
  2. broddelt!
  3. gebroddeld
  4. broddelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für broddelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bricoler klussen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bricoler broddelen; prutsen aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; dokteren; fröbelen; klusje opknappen; klussen; knoeien; knutselen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; prutsen; rommelen; rondhangen; rotzooien; scharrelen; sleutelen
tripoter broddelen; prutsen aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; foezelen; friemelen; frommelen; frunniken; klungelen; klunzen; knoeien; peuteren; prutsen; pulken; rommelen; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip; stuntelen