Niederländisch

Detailübersetzungen für geboeid (Niederländisch) ins Spanisch

geboeid:

geboeid Adjektiv

  1. geboeid (geketend)
  2. geboeid (gefascineerd; geïntrigeerd)
    esposado; colocado; atado; consignado; amarrado
  3. geboeid (vastgebonden)
    atado

Übersetzung Matrix für geboeid:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atado vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
encadenado crossfading
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
amarrado geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd
atado geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd; vastgebonden dichtgeknoopt; gebonden; niet vrij; onvrij; opgebonden; vastgemaakt
colocado geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd afgezet; gelegd; opgelegd; opgezet dier
consignado geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd
encadenado geboeid; geketend aangedaan; aangezet; geschakeld; ingeschakeld
esposado geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd
intrigado geboeid; geketend

boeien:

Konjugationen für boeien:

o.t.t.
  1. boei
  2. boeit
  3. boeit
  4. boeien
  5. boeien
  6. boeien
o.v.t.
  1. boeide
  2. boeide
  3. boeide
  4. boeiden
  5. boeiden
  6. boeiden
v.t.t.
  1. heb geboeid
  2. hebt geboeid
  3. heeft geboeid
  4. hebben geboeid
  5. hebben geboeid
  6. hebben geboeid
v.v.t.
  1. had geboeid
  2. had geboeid
  3. had geboeid
  4. hadden geboeid
  5. hadden geboeid
  6. hadden geboeid
o.t.t.t.
  1. zal boeien
  2. zult boeien
  3. zal boeien
  4. zullen boeien
  5. zullen boeien
  6. zullen boeien
o.v.t.t.
  1. zou boeien
  2. zou boeien
  3. zou boeien
  4. zouden boeien
  5. zouden boeien
  6. zouden boeien
en verder
  1. ben geboeid
  2. bent geboeid
  3. is geboeid
  4. zijn geboeid
  5. zijn geboeid
  6. zijn geboeid
diversen
  1. boei!
  2. boeit!
  3. geboeid
  4. boeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boeien [de ~] Nomen, Plural

  1. de boeien (handboeien; handijzers)
    la esposas

Übersetzung Matrix für boeien:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agarrar aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
esposas boeien; handboeien; handijzers aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; halssieraad; keten; ketenen; ketting; kluister; kluisters; knevels; snoer
fascinar aantrekken; bekoren; charmeren
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agarrar binden; boeien; ketenen; kluisteren aangrijpen; aanklampen; aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; graaien; grabbelen; grijpen; inhaken; klauwen; klemmen; knellen; omklemmen; ontroeren; pakken; snuffelen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verneuken; verstrikken
cautivar aandacht vasthouden; binden; boeien; gekluisterd zitten; ketenen; kluisteren aanhouden; arresteren; betrappen; gevangennemen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; in hechtenis nemen; inrekenen; ketenen; oppakken; snappen; vatten
coger binden; boeien; ketenen; kluisteren aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binnen halen; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; klauwen; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
coger la atención aandacht vasthouden; boeien; gekluisterd zitten
encadenar aandacht vasthouden; binden; boeien; gekluisterd zitten; ketenen; kluisteren aaneenrijgen; aaneenschakelen; betrappen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; koppelen; rijgen; samenvoegen; snappen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
fascinar boeien; fascineren; intrigeren beheksen; bekoren; betoveren; betrappen; bevallen; obsederen; snappen
intrigar boeien; fascineren; intrigeren benieuwen; intrigeren; konkelen; kuipen; obsederen
poner las esposas binden; boeien; ketenen; kluisteren betrappen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; snappen
tomar binden; boeien; ketenen; kluisteren aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binnenkrijgen; consumeren; controleren; dineren; doorslikken; eten; examineren; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; inspecteren; keuren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; schouwen; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen

Verwandte Wörter für "boeien":


Wiktionary Übersetzungen für boeien:

boeien
verb
  1. kluisteren
  2. fascineren

Cross Translation:
FromToVia
boeien manea; pihuelas; grillos; pihuela fetter — object used to bind a person or animal by its legs
boeien esposar handcuff — to apply handcuffs
boeien grillete shackles — paired wrist or ankle restraints
boeien fascinar faszinieren — fesselnde Wirkung haben