Niederländisch

Detailübersetzungen für vastleggen (Niederländisch) ins Spanisch

vastleggen:

Konjugationen für vastleggen:

o.t.t.
  1. leg vast
  2. legt vast
  3. legt vast
  4. leggen vast
  5. leggen vast
  6. leggen vast
o.v.t.
  1. legde vast
  2. legde vast
  3. legde vast
  4. legden vast
  5. legden vast
  6. legden vast
v.t.t.
  1. heb vastgelegd
  2. hebt vastgelegd
  3. heeft vastgelegd
  4. hebben vastgelegd
  5. hebben vastgelegd
  6. hebben vastgelegd
v.v.t.
  1. had vastgelegd
  2. had vastgelegd
  3. had vastgelegd
  4. hadden vastgelegd
  5. hadden vastgelegd
  6. hadden vastgelegd
o.t.t.t.
  1. zal vastleggen
  2. zult vastleggen
  3. zal vastleggen
  4. zullen vastleggen
  5. zullen vastleggen
  6. zullen vastleggen
o.v.t.t.
  1. zou vastleggen
  2. zou vastleggen
  3. zou vastleggen
  4. zouden vastleggen
  5. zouden vastleggen
  6. zouden vastleggen
en verder
  1. ben vastgelegd
  2. bent vastgelegd
  3. is vastgelegd
  4. zijn vastgelegd
  5. zijn vastgelegd
  6. zijn vastgelegd
diversen
  1. leg vast!
  2. legt vast!
  3. vastgelegd
  4. vastleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vastleggen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
colocar neerzetten
escribir uitschrijven
fijar vastzetten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agarrarse a vastketenen; vastkluisteren; vastleggen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klampen; vastklampen; vastpakken
amarrar aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren afbinden; afsnoeren; binden; blokken; dichtbinden; knevelen; knopen; leerstof erin stampen; leren; strikken; studeren; toebinden; vastbinden; vastmaken; vastsjorren; vastsnoeren; verankeren; zekeren
anotar boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen aantekenen; annoteren; boeken; inboeken; noteren; op schrift stellen; opschrijven; optekenen; registreren; verzet aantekenen
apuntar boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen aanstrepen; aantekenen; aanwijzen; afvinken; boeken; gericht werpen; in een bep. richting plaatsen; inboeken; krieken; mikken; noteren; op schrift stellen; optekenen; registreren; richten; vinken; voorzeggen
atado vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
atar a una cuerda aan een touw vastleggen; vastleggen
colocar bevestigen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren aanbinden; aanknopen; afbakenen; afpalen; afzetten; beginnen; begrenzen; beknotten; beperken; bevestigen; bijzetten; deponeren; dichtbinden; ergens aan bevestigen; inrichten; installeren; leggen; neerleggen; neerzetten; neppen; omlijnen; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; posten; posteren; situeren; stationeren; toebinden; vastmaken; vastzetten; verneuken; wegleggen; zetten; zich afspelen
contratar contracteren; vastleggen aanwerven; benoemen; charteren; huren; in functie aanstellen; pachten; rekruteren; werven
encadenar vastketenen; vastkluisteren; vastleggen aandacht vasthouden; aaneenrijgen; aaneenschakelen; betrappen; binden; boeien; gekluisterd zitten; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; kluisteren; koppelen; rijgen; samenvoegen; snappen; verbinden
escribir boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen corresponderen; een briefwisseling hebben; invoeren; kalken; pennen; schrijven; typen
estipular contracteren; vastleggen bepalen; determineren; gebieden; gelasten; stipuleren; vaststellen; voorschrijven
fijar bevestigen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren aan elkaar bevestigen; aanhechten; bepalen; betrappen; bevestigen; determineren; ergens aan bevestigen; fiksen; gebieden; gelasten; goedmaken; hechten; herstellen; iets vastkleven; kleven; maken; pinnen; plaats toekennen; plaatsen; plakken; rechtzetten; repareren; snappen; spelden; vastlijmen; vastmaken; vaststellen; vastzetten; voorschrijven
imponer dinero geld vastleggen; vastleggen
indexar boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen index maken; indexeren; registeren
inscribir boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen aanmelden; graveren; griffelen; griffen; inboeken; inschrijven; met een stift inkrassen; opgeven
poner en papel boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen
registrar boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen documenteren; doorzoeken; fouilleren; in zich opnemen; inboeken; inschrijven; opgeven; registreren; visiteren
reservar un viaje bespreken; reis boeken; reserveren; vastleggen
sujetar bevestigen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren aan elkaar bevestigen; aanjagen; aansporen; afbinden; afsnoeren; beethouden; dragen; hoogbinden; knellen; motiveren; omhoogbinden; ondersteunen; opbinden; opjutten; porren; schoren; schragen; steunen; stutten; vastbinden; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastmaken; vastsjorren
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
registrar boeken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atado dichtgeknoopt; geboeid; gebonden; gefascineerd; geïntrigeerd; niet vrij; onvrij; opgebonden; vastgebonden; vastgemaakt

Antonyme für "vastleggen":


Verwandte Definitionen für "vastleggen":

  1. opschrijven of op een andere manier blijvend opnemen1
    • hij legde de bruiloft vast op de film1

Wiktionary Übersetzungen für vastleggen:


Cross Translation:
FromToVia
vastleggen embeber; empotrar; embutir embed — lay as in a bed; lay in surrounding matter
vastleggen registrar; grabar; alistar; inscribir enregistrermettre, écrire quelque chose sur un registre, ou seulement en prendre note.
vastleggen ligar; anudar; relacionar; atar; vincular lierserrer avec une corde ou avec toute autre chose flexible.

Verwandte Übersetzungen für vastleggen