Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verkoop:
  2. verkopen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verkoop (Niederländisch) ins Schwedisch

verkoop:

verkoop [de ~ (m)] Nomen

  1. de verkoop (omzet; afzet)
    omsättning
  2. de verkoop
  3. de verkoop

Übersetzung Matrix für verkoop:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
affär verkoop aangelegenheid; affaire; deal; geval; kwestie; transactie; winkel; winkelruimte; winkelzaak; zaak
omsättning afzet; omzet; verkoop omzet
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
försäljning verkoop
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
försäljning verkoop

Wiktionary Übersetzungen für verkoop:


Cross Translation:
FromToVia
verkoop försäljning sale — exchange of goods or services for currency or credit
verkoop auktion sale — act of putting up for auction to the highest bidder

verkoop form of verkopen:

verkopen Verb (verkoop, verkoopt, verkocht, verkochten, verkocht)

  1. verkopen (verhandelen)
    sälja
    • sälja Verb (säljer, sålde, sålt)
  2. verkopen (verbrassen; verspillen; verkwanselen; verkwisten; verboemelen)
    öda; slösa
    • öda Verb (ödar, ödade, ödat)
    • slösa Verb (slösar, slösade, slösat)

Konjugationen für verkopen:

o.t.t.
  1. verkoop
  2. verkoopt
  3. verkoopt
  4. verkopen
  5. verkopen
  6. verkopen
o.v.t.
  1. verkocht
  2. verkocht
  3. verkocht
  4. verkochten
  5. verkochten
  6. verkochten
v.t.t.
  1. heb verkocht
  2. hebt verkocht
  3. heeft verkocht
  4. hebben verkocht
  5. hebben verkocht
  6. hebben verkocht
v.v.t.
  1. had verkocht
  2. had verkocht
  3. had verkocht
  4. hadden verkocht
  5. hadden verkocht
  6. hadden verkocht
o.t.t.t.
  1. zal verkopen
  2. zult verkopen
  3. zal verkopen
  4. zullen verkopen
  5. zullen verkopen
  6. zullen verkopen
o.v.t.t.
  1. zou verkopen
  2. zou verkopen
  3. zou verkopen
  4. zouden verkopen
  5. zouden verkopen
  6. zouden verkopen
en verder
  1. ben verkocht
  2. bent verkocht
  3. is verkocht
  4. zijn verkocht
  5. zijn verkocht
  6. zijn verkocht
diversen
  1. verkoop!
  2. verkoopt!
  3. verkocht
  4. verkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verkopen [het ~] Nomen

  1. het verkopen
    sälja; förhandla

Übersetzung Matrix für verkopen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förhandla verkopen
sälja verkopen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förhandla bemiddelen; incalculeren; tussenkomen; verdisconteren
slösa verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen verdoen; verspillen
sälja verhandelen; verkopen colporteren; iets verkopen; ontdoen; slijten; uitventen; van de hand doen; zich van iets ontdoen
öda verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen

Antonyme für "verkopen":


Verwandte Definitionen für "verkopen":

  1. het aan een ander geven in ruil voor geld1
    • hij heeft zijn auto aan Arie verkocht1

Wiktionary Übersetzungen für verkopen:

verkopen
verb
  1. goederen tegen betaling aan een nieuwe eigenaar geven

Cross Translation:
FromToVia
verkopen förråda; idka handel; sälja; kränga; nasa; utbjuda; erbjuda; tillhandahålla; realisera sell — to agree to transfer goods or provide services
verkopen försälja; sälja; avyttra verkaufen — einen Gegenstand, eine Ware gegen Geld abgeben
verkopen dela débitervendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.
verkopen sälja vendrealiéner une chose, transporter, céder à quelqu’un la propriété d’une chose pour un certain prix, contre une somme d'argent.

Verwandte Übersetzungen für verkoop