Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. uitmaken voor:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitmaken voor (Niederländisch) ins Schwedisch

uitmaken voor:

uitmaken voor Verb (maak uit voor, maakt uit voor, maakte uit voor, maakten uit voor, uitgemaakt voor)

  1. uitmaken voor (uitschelden; schelden; beledigen; uitjouwen)
    kalla någon namn
    • kalla någon namn Verb (kallar någon namn, kallade någon namn, kallat någon namn)

Konjugationen für uitmaken voor:

o.t.t.
  1. maak uit voor
  2. maakt uit voor
  3. maakt uit voor
  4. maken uit voor
  5. maken uit voor
  6. maken uit voor
o.v.t.
  1. maakte uit voor
  2. maakte uit voor
  3. maakte uit voor
  4. maakten uit voor
  5. maakten uit voor
  6. maakten uit voor
v.t.t.
  1. heb uitgemaakt voor
  2. hebt uitgemaakt voor
  3. heeft uitgemaakt voor
  4. hebben uitgemaakt voor
  5. hebben uitgemaakt voor
  6. hebben uitgemaakt voor
v.v.t.
  1. had uitgemaakt voor
  2. had uitgemaakt voor
  3. had uitgemaakt voor
  4. hadden uitgemaakt voor
  5. hadden uitgemaakt voor
  6. hadden uitgemaakt voor
o.t.t.t.
  1. zal uitmaken voor
  2. zult uitmaken voor
  3. zal uitmaken voor
  4. zullen uitmaken voor
  5. zullen uitmaken voor
  6. zullen uitmaken voor
o.v.t.t.
  1. zou uitmaken voor
  2. zou uitmaken voor
  3. zou uitmaken voor
  4. zouden uitmaken voor
  5. zouden uitmaken voor
  6. zouden uitmaken voor
en verder
  1. ben uitgemaakt voor
  2. bent uitgemaakt voor
  3. is uitgemaakt voor
  4. zijn uitgemaakt voor
  5. zijn uitgemaakt voor
  6. zijn uitgemaakt voor
diversen
  1. maak uit voor!
  2. maakt uit voor!
  3. uitgemaakt voor
  4. uitmakend voor
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitmaken voor:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kalla någon namn beledigen; schelden; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden

Wiktionary Übersetzungen für uitmaken voor:


Cross Translation:
FromToVia
uitmaken voor benämna; heta; kalla nommer — Attribuer, imposer un nom à une personne ou une chose. (Sens général).

Verwandte Übersetzungen für uitmaken voor