Niederländisch
Detailübersetzungen für uiteengroeien (Niederländisch) ins Schwedisch
uiteengroeien:
-
uiteengroeien
Konjugationen für uiteengroeien:
o.t.t.
- groei uiteen
- groeit uiteen
- groeit uiteen
- groeien uiteen
- groeien uiteen
- groeien uiteen
o.v.t.
- groeide uiteen
- groeide uiteen
- groeide uiteen
- groeiden uiteen
- groeiden uiteen
- groeiden uiteen
v.t.t.
- ben uiteengegroeid
- bent uiteengegroeid
- is uiteengegroeid
- zijn uiteengegroeid
- zijn uiteengegroeid
- zijn uiteengegroeid
v.v.t.
- was uiteengegroeid
- was uiteengegroeid
- was uiteengegroeid
- waren uiteengegroeid
- waren uiteengegroeid
- waren uiteengegroeid
o.t.t.t.
- zal uiteengroeien
- zult uiteengroeien
- zal uiteengroeien
- zullen uiteengroeien
- zullen uiteengroeien
- zullen uiteengroeien
o.v.t.t.
- zou uiteengroeien
- zou uiteengroeien
- zou uiteengroeien
- zouden uiteengroeien
- zouden uiteengroeien
- zouden uiteengroeien
diversen
- groei uiteen!
- groeit uiteen!
- uiteengegroeid
- uiteengroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uiteengroeien:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
glida isär | uiteengroeien | uit elkaar groeien |