Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. tintelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tintelen (Niederländisch) ins Schwedisch

tintelen:

tintelen Verb (tintel, tintelt, tintelde, tintelden, getinteld)

  1. tintelen (mousseren; sprankelen; opbruisen)
    bubbla; pärla
    • bubbla Verb (bubblar, bubblade, bubblat)
    • pärla Verb (pärlar, pärlade, pärlat)

Konjugationen für tintelen:

o.t.t.
  1. tintel
  2. tintelt
  3. tintelt
  4. tintelen
  5. tintelen
  6. tintelen
o.v.t.
  1. tintelde
  2. tintelde
  3. tintelde
  4. tintelden
  5. tintelden
  6. tintelden
v.t.t.
  1. heb getinteld
  2. hebt getinteld
  3. heeft getinteld
  4. hebben getinteld
  5. hebben getinteld
  6. hebben getinteld
v.v.t.
  1. had getinteld
  2. had getinteld
  3. had getinteld
  4. hadden getinteld
  5. hadden getinteld
  6. hadden getinteld
o.t.t.t.
  1. zal tintelen
  2. zult tintelen
  3. zal tintelen
  4. zullen tintelen
  5. zullen tintelen
  6. zullen tintelen
o.v.t.t.
  1. zou tintelen
  2. zou tintelen
  3. zou tintelen
  4. zouden tintelen
  5. zouden tintelen
  6. zouden tintelen
en verder
  1. ben getinteld
  2. bent getinteld
  3. is getinteld
  4. zijn getinteld
  5. zijn getinteld
  6. zijn getinteld
diversen
  1. tintel!
  2. tintelt!
  3. getinteld
  4. tintelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tintelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pärla kraal; parel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bubbla mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen borrelen; wellen
pärla mousseren; opbruisen; sprankelen; tintelen kralen; parelen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bubbla ballon
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pärla paarlen