Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. terugkopen:
  2. terugkoop:


Niederländisch

Detailübersetzungen für terugkopen (Niederländisch) ins Schwedisch

terugkopen:

terugkopen Verb (koop terug, koopt terug, kocht terug, kochten terug, terugekocht)

  1. terugkopen
    återköpa; köpa tillbaka
    • återköpa Verb (återköper, återköpte, återköpt)
    • köpa tillbaka Verb (köper tillbaka, köpte tillbaka, köpt tillbaka)

Konjugationen für terugkopen:

o.t.t.
  1. koop terug
  2. koopt terug
  3. koopt terug
  4. kopen terug
  5. kopen terug
  6. kopen terug
o.v.t.
  1. kocht terug
  2. kocht terug
  3. kocht terug
  4. kochten terug
  5. kochten terug
  6. kochten terug
v.t.t.
  1. heb terugekocht
  2. hebt terugekocht
  3. heeft terugekocht
  4. hebben terugekocht
  5. hebben terugekocht
  6. hebben terugekocht
v.v.t.
  1. had terugekocht
  2. had terugekocht
  3. had terugekocht
  4. hadden terugekocht
  5. hadden terugekocht
  6. hadden terugekocht
o.t.t.t.
  1. zal terugkopen
  2. zult terugkopen
  3. zal terugkopen
  4. zullen terugkopen
  5. zullen terugkopen
  6. zullen terugkopen
o.v.t.t.
  1. zou terugkopen
  2. zou terugkopen
  3. zou terugkopen
  4. zouden terugkopen
  5. zouden terugkopen
  6. zouden terugkopen
en verder
  1. ben terugekocht
  2. bent terugekocht
  3. is terugekocht
  4. zijn terugekocht
  5. zijn terugekocht
  6. zijn terugekocht
diversen
  1. koop terug!
  2. koopt terug!
  3. terugekocht
  4. terugkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für terugkopen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
köpa tillbaka terugkopen
återköpa terugkopen aflossen; inlossen

Verwandte Wörter für "terugkopen":


terugkoop:

terugkoop [znw.] Nomen

  1. terugkoop

Übersetzung Matrix für terugkoop:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
tillbakaköp terugkoop

Verwandte Wörter für "terugkoop":