Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. soepel:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für soepel (Niederländisch) ins Schwedisch

soepel:

soepel Adjektiv

  1. soepel (meegaand; inschikkelijk; gewillig; )
    fogligt; flexibelt; följsam; foglig; följsamt
  2. soepel (buigbaar; flexibel)
    flexibel; flexibelt; böjsamt
  3. soepel (lenig)
    böjlig; mjukt; mjuk; smidigt; böjligt
  4. soepel (buigzaam; flexibel; meegaand)
    böjligt; smidig; mjukt; smidigt; eftergivligt; eftergivlig

Übersetzung Matrix für soepel:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
smidig buigzaam; flexibel; meegaand; soepel aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; probleemloos; smeuïg; toegankelijk; toeschietelijk
- flexibel
AdverbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
smidigt buigzaam; flexibel; lenig; meegaand; soepel aanspreekbaar; benaderbaar; elastisch; gemakkelijk; genaakbaar; rekbaar; smeuïg; toegankelijk; toeschietelijk; veerkrachtig
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
böjlig lenig; soepel
böjligt buigzaam; flexibel; lenig; meegaand; soepel aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; plooibaar; toegankelijk; toeschietelijk; vouwbaar
böjsamt buigbaar; flexibel; soepel
eftergivlig buigzaam; flexibel; meegaand; soepel
eftergivligt buigzaam; flexibel; meegaand; soepel
flexibel buigbaar; flexibel; soepel
flexibelt buigbaar; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend buigzaam
foglig gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend berustend; dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gelaten; kneedbaar; lijdelijk; lijdzaam; meegaand; onderworpen; plooibaar; volgzaam; vormbaar; vouwbaar; willig
fogligt gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend berustend; dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gelaten; kneedbaar; lijdelijk; lijdzaam; meegaand; onderworpen; plooibaar; volgzaam; vormbaar; vouwbaar; willig
följsam gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend
följsamt gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend dienstbaar; dienstwillig; willig
mjuk lenig; soepel murw; plooibaar; rimpelloos; vouwbaar; zacht; zacht aanvoelend
mjukt buigzaam; flexibel; lenig; meegaand; soepel donzen; murw; plooibaar; rimpelloos; vouwbaar; zacht; zacht aanvoelend

Verwandte Wörter für "soepel":

  • soepelheid, soepeler, soepelere, soepelst, soepelste, soepele

Synonyms for "soepel":


Antonyme für "soepel":


Verwandte Definitionen für "soepel":

  1. je kunt het buigen en van vorm veranderen1
    • rubber is een soepel materiaal1
  2. gemakkelijk, niet streng1
    • de regels hier op school zijn soepel1

Wiktionary Übersetzungen für soepel:


Cross Translation:
FromToVia
soepel smidig; böjlig lithe — flexible
soepel flexibel flexibelTechnik: Eigenschaft von Körpern, sich leicht mechanisch verändern zu lassen
soepel flexibel flexibelPsychologie, Wirtschaftswesen: Fähigkeit, sich auf geänderte Anforderungen und Gegebenheiten einer Umwelt einstellen zu können
soepel smidig; elastisk souple — Qui est flexible, qui se plier aisément sans se rompre, sans s’abîmer.