Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. sakkeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für sakkeren (Niederländisch) ins Schwedisch

sakkeren:

sakkeren Verb (sakker, sakkert, sakkerde, sakkerden, gesakkerd)

  1. sakkeren
    klaga; knota; knorra; gruffa
    • klaga Verb (klagar, klagade, klagat)
    • knota Verb (knotar, knotade, knotat)
    • knorra Verb (knorrar, knorrade, knorrat)
    • gruffa Verb (gruffar, gruffade, gruffat)

Konjugationen für sakkeren:

o.t.t.
  1. sakker
  2. sakkert
  3. sakkert
  4. sakkeren
  5. sakkeren
  6. sakkeren
o.v.t.
  1. sakkerde
  2. sakkerde
  3. sakkerde
  4. sakkerden
  5. sakkerden
  6. sakkerden
v.t.t.
  1. heb gesakkerd
  2. hebt gesakkerd
  3. heeft gesakkerd
  4. hebben gesakkerd
  5. hebben gesakkerd
  6. hebben gesakkerd
v.v.t.
  1. had gesakkerd
  2. had gesakkerd
  3. had gesakkerd
  4. hadden gesakkerd
  5. hadden gesakkerd
  6. hadden gesakkerd
o.t.t.t.
  1. zal sakkeren
  2. zult sakkeren
  3. zal sakkeren
  4. zullen sakkeren
  5. zullen sakkeren
  6. zullen sakkeren
o.v.t.t.
  1. zou sakkeren
  2. zou sakkeren
  3. zou sakkeren
  4. zouden sakkeren
  5. zouden sakkeren
  6. zouden sakkeren
diversen
  1. sakker!
  2. sakkert!
  3. gesakkerd
  4. sakkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für sakkeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
knorra geknor
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gruffa sakkeren
klaga sakkeren bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; foeteren; huilen; jammeren; jeremiëren; kankeren; kermen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; protesteren; reclameren; rouwklagen; schreien; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; uitgieren; weeklagen; zeuren
knorra sakkeren brommen; foeteren; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
knota sakkeren kankeren; knorren; knorrend geluid maken; zeuren; zich beklagen