Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. raffelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für raffelen (Niederländisch) ins Schwedisch

raffelen:

raffelen Verb (raffel, raffelt, raffelde, raffelden, geraffeld)

  1. raffelen
    babbla; pladdra; tjattra
    • babbla Verb (babblar, babblade, babblat)
    • pladdra Verb (pladdrar, pladdrade, pladdrat)
    • tjattra Verb (tjattrar, tjattrade, tjattrat)

Konjugationen für raffelen:

o.t.t.
  1. raffel
  2. raffelt
  3. raffelt
  4. raffelen
  5. raffelen
  6. raffelen
o.v.t.
  1. raffelde
  2. raffelde
  3. raffelde
  4. raffelden
  5. raffelden
  6. raffelden
v.t.t.
  1. ben geraffeld
  2. bent geraffeld
  3. is geraffeld
  4. zijn geraffeld
  5. zijn geraffeld
  6. zijn geraffeld
v.v.t.
  1. was geraffeld
  2. was geraffeld
  3. was geraffeld
  4. waren geraffeld
  5. waren geraffeld
  6. waren geraffeld
o.t.t.t.
  1. zal raffelen
  2. zult raffelen
  3. zal raffelen
  4. zullen raffelen
  5. zullen raffelen
  6. zullen raffelen
o.v.t.t.
  1. zou raffelen
  2. zou raffelen
  3. zou raffelen
  4. zouden raffelen
  5. zouden raffelen
  6. zouden raffelen
diversen
  1. raffel!
  2. raffelt!
  3. geraffeld
  4. raffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für raffelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
babbla prietpraat
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
babbla raffelen bazelen; brabbelen; doorslaan; eruit flappen; krompraten; lallen; overbrieven; uit de school klappen; uitflappen; uitklappen; verklappen; verklikken; verraden; wauwelen
pladdra raffelen babbelen; bazelen; doorslaan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lallen; overbrieven; praten; snateren; spreken; uit de school klappen; verklappen; verklikken; verraden; wauwelen; zwammen
tjattra raffelen babbelen; bazelen; kletsen; kwebbelen; lallen; ratelen; wauwelen

Computerübersetzung von Drittern: