Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. peuter:
  2. peuteren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für peuter (Niederländisch) ins Schwedisch

peuter:

peuter [de ~ (m)] Nomen

  1. de peuter (klein kind; uk; dreumes; )
    spädbarn; litet barn; baby

Übersetzung Matrix für peuter:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
baby dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm baby; babytje; kind; kind dat aan de borst is; kindje; klein kind; kleuter; zuigeling
litet barn dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm klein kind; kleine; kleuter; wichtje
spädbarn dreumes; hummel; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm baby; kind; kind dat aan de borst is; kindje; klein kind; kleuter; vroegste kinderjaren; zuigeling

Verwandte Wörter für "peuter":

  • peuteren, peuters, peutertje, peutertjes

Wiktionary Übersetzungen für peuter:


Cross Translation:
FromToVia
peuter småbarn toddler — young human child
peuter koltbarn bambin — (familier, fr) bébé, enfant.

peuter form of peuteren:

peuteren Verb (peuter, peutert, peuterde, peuterden, gepeuterd)

  1. peuteren (pulken)
    plocka
    • plocka Verb (plockar, plockade, plockat)

Konjugationen für peuteren:

o.t.t.
  1. peuter
  2. peutert
  3. peutert
  4. peuteren
  5. peuteren
  6. peuteren
o.v.t.
  1. peuterde
  2. peuterde
  3. peuterde
  4. peuterden
  5. peuterden
  6. peuterden
v.t.t.
  1. heb gepeuterd
  2. hebt gepeuterd
  3. heeft gepeuterd
  4. hebben gepeuterd
  5. hebben gepeuterd
  6. hebben gepeuterd
v.v.t.
  1. had gepeuterd
  2. had gepeuterd
  3. had gepeuterd
  4. hadden gepeuterd
  5. hadden gepeuterd
  6. hadden gepeuterd
o.t.t.t.
  1. zal peuteren
  2. zult peuteren
  3. zal peuteren
  4. zullen peuteren
  5. zullen peuteren
  6. zullen peuteren
o.v.t.t.
  1. zou peuteren
  2. zou peuteren
  3. zou peuteren
  4. zouden peuteren
  5. zouden peuteren
  6. zouden peuteren
diversen
  1. peuter!
  2. peutert!
  3. gepeuterd
  4. peuterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für peuteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
plocka peuteren; pulken afplukken; binnen halen; oogsten; orderverzamelen; plukken

Verwandte Wörter für "peuteren":