Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. pacificeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für pacificeren (Niederländisch) ins Schwedisch

pacificeren:

pacificeren Verb (pacificeer, pacificeert, pacificeerde, pacificeerden, gepacificeerd)

  1. pacificeren
    lugna ned; återställa freden; pacificera
    • lugna ned Verb (lugnar ned, lugnade ned, lugnat ned)
    • återställa freden Verb (återställer freden, återställde freden, återställt freden)
    • pacificera Verb (pacificerar, pacificerade, pacificerat)

Konjugationen für pacificeren:

o.t.t.
  1. pacificeer
  2. pacificeert
  3. pacificeert
  4. pacificeren
  5. pacificeren
  6. pacificeren
o.v.t.
  1. pacificeerde
  2. pacificeerde
  3. pacificeerde
  4. pacificeerden
  5. pacificeerden
  6. pacificeerden
v.t.t.
  1. heb gepacificeerd
  2. hebt gepacificeerd
  3. heeft gepacificeerd
  4. hebben gepacificeerd
  5. hebben gepacificeerd
  6. hebben gepacificeerd
v.v.t.
  1. had gepacificeerd
  2. had gepacificeerd
  3. had gepacificeerd
  4. hadden gepacificeerd
  5. hadden gepacificeerd
  6. hadden gepacificeerd
o.t.t.t.
  1. zal pacificeren
  2. zult pacificeren
  3. zal pacificeren
  4. zullen pacificeren
  5. zullen pacificeren
  6. zullen pacificeren
o.v.t.t.
  1. zou pacificeren
  2. zou pacificeren
  3. zou pacificeren
  4. zouden pacificeren
  5. zouden pacificeren
  6. zouden pacificeren
en verder
  1. ben gepacificeerd
  2. bent gepacificeerd
  3. is gepacificeerd
  4. zijn gepacificeerd
  5. zijn gepacificeerd
  6. zijn gepacificeerd
diversen
  1. pacificeer!
  2. pacificeert!
  3. gepacificeerd
  4. pacificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für pacificeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lugna ned pacificeren luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven
pacificera pacificeren
återställa freden pacificeren