Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. opwekkend:
  2. opwekken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opwekkend (Niederländisch) ins Schwedisch

opwekkend:


opwekkend form of opwekken:

opwekken Verb (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)

  1. opwekken (aandrijven; aansporen; stimuleren; prikkelen; opkrikken)
    driva på
    • driva på Verb (driver på, drev på, drivit på)
  2. opwekken (verlevendigen; tot leven wekken; activeren; reanimeren; opleven)
    återuppliva; återuppväcka; aktivera
    • återuppliva Verb (återupplivar, återupplivade, återupplivat)
    • återuppväcka Verb (återuppväcker, återuppväckte, återuppväckt)
    • aktivera Verb (aktiverar, aktiverade, aktiverat)
  3. opwekken (prikkelen; opwinden; stimuleren)
    egga; uppväcka; väcka till liv
    • egga Verb (eggar, eggade, eggat)
    • uppväcka Verb (uppväcker, uppväckte, uppväckt)
    • väcka till liv Verb (väcker till liv, väckte till liv, väckt till liv)
  4. opwekken (stimuleren; aanmoedigen; activeren; oppeppen; bezielen)
    aktivera; stimulera
    • aktivera Verb (aktiverar, aktiverade, aktiverat)
    • stimulera Verb (stimulerar, stimulerade, stimulerat)

Konjugationen für opwekken:

o.t.t.
  1. wek op
  2. wekt op
  3. wekt op
  4. wekken op
  5. wekken op
  6. wekken op
o.v.t.
  1. wekte op
  2. wekte op
  3. wekte op
  4. wekten op
  5. wekten op
  6. wekten op
v.t.t.
  1. heb opgewekt
  2. hebt opgewekt
  3. heeft opgewekt
  4. hebben opgewekt
  5. hebben opgewekt
  6. hebben opgewekt
v.v.t.
  1. had opgewekt
  2. had opgewekt
  3. had opgewekt
  4. hadden opgewekt
  5. hadden opgewekt
  6. hadden opgewekt
o.t.t.t.
  1. zal opwekken
  2. zult opwekken
  3. zal opwekken
  4. zullen opwekken
  5. zullen opwekken
  6. zullen opwekken
o.v.t.t.
  1. zou opwekken
  2. zou opwekken
  3. zou opwekken
  4. zouden opwekken
  5. zouden opwekken
  6. zouden opwekken
en verder
  1. is opgewekt
  2. zijn opgewekt
diversen
  1. wek op!
  2. wekt op!
  3. opgewekt
  4. opwekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opwekken [znw.] Nomen

  1. opwekken (instigeren)
    anstifta

Übersetzung Matrix für opwekken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anstifta instigeren; opwekken
stimulera bemoedigingen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aktivera aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen activeren; inschakelen
anstifta aandoen; berokkenen; veroorzaken
driva på aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanzetten; aanzetten tot; instigeren; opzwepen; provoceren; sterk prikkelen
egga opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren iemand aansporen; manen
stimulera aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bejubelen; bemoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; vooruitschoppen
uppväcka opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
väcka till liv opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren opfrissen; verfrissen; verkwikken; verlevendigen
återuppliva activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen herleven; hernieuwen; nieuw leven inblazen; opleven; weer krachtig worden
återuppväcka activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen

Wiktionary Übersetzungen für opwekken:


Cross Translation:
FromToVia
opwekken väcka réveiller — transitif|fr tirer du sommeil.

Verwandte Übersetzungen für opwekkend