Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. opstuwen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opstuwen (Niederländisch) ins Schwedisch

opstuwen:

opstuwen Verb (stuw op, stuwt op, stuwde op, stuwden op, opgestuwd)

  1. opstuwen (voortstuwen; stuwen)
    framdriva
    • framdriva Verb (framdriver, framdrev, framdrivit)

Konjugationen für opstuwen:

o.t.t.
  1. stuw op
  2. stuwt op
  3. stuwt op
  4. stuwen op
  5. stuwen op
  6. stuwen op
o.v.t.
  1. stuwde op
  2. stuwde op
  3. stuwde op
  4. stuwden op
  5. stuwden op
  6. stuwden op
v.t.t.
  1. heb opgestuwd
  2. hebt opgestuwd
  3. heeft opgestuwd
  4. hebben opgestuwd
  5. hebben opgestuwd
  6. hebben opgestuwd
v.v.t.
  1. had opgestuwd
  2. had opgestuwd
  3. had opgestuwd
  4. hadden opgestuwd
  5. hadden opgestuwd
  6. hadden opgestuwd
o.t.t.t.
  1. zal opstuwen
  2. zult opstuwen
  3. zal opstuwen
  4. zullen opstuwen
  5. zullen opstuwen
  6. zullen opstuwen
o.v.t.t.
  1. zou opstuwen
  2. zou opstuwen
  3. zou opstuwen
  4. zouden opstuwen
  5. zouden opstuwen
  6. zouden opstuwen
en verder
  1. is opgestuwd
  2. zijn opgestuwd
diversen
  1. stuw op!
  2. stuwt op!
  3. opgestuwd
  4. opstuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opstuwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
framdriva opstuwen; stuwen; voortstuwen stuwen; voortstuwen; vooruitduwen

Computerübersetzung von Drittern: