Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. flauwheid:
  2. flauw:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für flauwheid (Niederländisch) ins Schwedisch

flauwheid:

flauwheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de flauwheid (zonder veel smaak)
    smaklöshet

Übersetzung Matrix für flauwheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
smaklöshet flauwheid; zonder veel smaak kitscherigheid

Verwandte Wörter für "flauwheid":


Wiktionary Übersetzungen für flauwheid:


Cross Translation:
FromToVia
flauwheid svaghet faiblesseétat de ce qui est faible.
flauwheid sjuka; sjukdom; svaghet infirmitéaffection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme.

flauw:

flauw Adjektiv

  1. flauw (wazig; onduidelijk; vaag; )
    dimmigt; mulig
  2. flauw (melig)
    töntig; töntigt
  3. flauw (flets; verschoten; bleek)
    blekt; black; svagt; svag; blackt
  4. flauw (zonder zout; laf; zoutloos)
    saltfritt; saltfri
  5. flauw (flauwtjes; zwak; zwakjes)
    svimma av
  6. flauw (zonder smaak; smakeloos)
    smaklös; smaklöst

Übersetzung Matrix für flauw:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
black bleek; flauw; flets; verschoten
blackt bleek; flauw; flets; verschoten
blekt bleek; flauw; flets; verschoten blank; bleek; bleek van gelaatskleur; flets; kleurloos; mat; ongekleurd; pips; wit; wit van huidskleur
dimmigt flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig beneveld; heiig; mistig; nevelachtig; nevelig; niet helder; onduidelijk; onhelder; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vervaagd; wazig; weggezakt in het geheugen
mulig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig
saltfri flauw; laf; zonder zout; zoutloos
saltfritt flauw; laf; zonder zout; zoutloos
smaklös flauw; smakeloos; zonder smaak zouteloos
smaklöst flauw; smakeloos; zonder smaak zouteloos
svag bleek; flauw; flets; verschoten beetje; bleek; bleek van gelaatskleur; flets; kleurloos; krachteloos; lichtelijk; niet helder; onduidelijk; schemerig; schimmig; slap; vaag; week; wit; zwak
svagt bleek; flauw; flets; verschoten bleek; bleek van gelaatskleur; bleekjes; flets; kleurloos; krachteloos; niet helder; onduidelijk; pips; schemerig; schimmig; slap; slapjes; vaag; wee; week; wit; ziekelijk; zwak
svimma av flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes afgedempt; gedempt
töntig flauw; melig achterlijk; oubollig
töntigt flauw; melig achterlijk; oubollig

Verwandte Wörter für "flauw":

  • flauwheid, flauwer, flauwere, flauwst, flauwste, flauwe

Antonyme für "flauw":


Verwandte Definitionen für "flauw":

  1. met weinig zout of kruiden1
    • deze soep is te flauw1
  2. niet leuk1
    • hij maakt altijd van die flauwe grappen1
  3. weinig sterk1
    • er brandde een flauw lichtje1

Wiktionary Übersetzungen für flauw:


Cross Translation:
FromToVia
flauw intetsägande; andefattig inane — lacking sense or meaning
flauw likgiltig; ljum lukewarm — not very enthusiastic
flauw ljummen tepid — uninterested
flauw svag weak — dilute, lacking in taste or potency