Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für detacheren (Niederländisch) ins Schwedisch

detacheren:

detacheren [znw.] Nomen

  1. detacheren

detacheren Verb (detacheer, detacheert, detacheerde, detacheerden, gedetacheerd)

  1. detacheren (tewerkstellen; uitzenden)
    anställa; sätta i arbete; hyra; engagera; ta i tjänst
    • anställa Verb (anställer, anställde, anställt)
    • sätta i arbete Verb (sätter i arbete, satte i arbete, satt i arbete)
    • hyra Verb (hyr, hyrde, hyrt)
    • engagera Verb (engagerar, engagerade, engagerat)
    • ta i tjänst Verb (tar i tjänst, tog i tjänst, tagit i tjänst)
  2. detacheren (losmaken; scheiden; loskrijgen; loswerken)
    lösa; befria; frisläppa; släppa; släppa ut
    • lösa Verb (löser, löste, löst)
    • befria Verb (befriar, befriade, befriat)
    • frisläppa Verb (frisläpper, frisläppte, frisläppt)
    • släppa Verb (släpper, släppte, släppt)
    • släppa ut Verb (släpper ut, släppte ut, släppt ut)

Konjugationen für detacheren:

o.t.t.
  1. detacheer
  2. detacheert
  3. detacheert
  4. detacheren
  5. detacheren
  6. detacheren
o.v.t.
  1. detacheerde
  2. detacheerde
  3. detacheerde
  4. detacheerden
  5. detacheerden
  6. detacheerden
v.t.t.
  1. heb gedetacheerd
  2. hebt gedetacheerd
  3. heeft gedetacheerd
  4. hebben gedetacheerd
  5. hebben gedetacheerd
  6. hebben gedetacheerd
v.v.t.
  1. had gedetacheerd
  2. had gedetacheerd
  3. had gedetacheerd
  4. hadden gedetacheerd
  5. hadden gedetacheerd
  6. hadden gedetacheerd
o.t.t.t.
  1. zal detacheren
  2. zult detacheren
  3. zal detacheren
  4. zullen detacheren
  5. zullen detacheren
  6. zullen detacheren
o.v.t.t.
  1. zou detacheren
  2. zou detacheren
  3. zou detacheren
  4. zouden detacheren
  5. zouden detacheren
  6. zouden detacheren
en verder
  1. ben gedetacheerd
  2. bent gedetacheerd
  3. is gedetacheerd
  4. zijn gedetacheerd
  5. zijn gedetacheerd
  6. zijn gedetacheerd
diversen
  1. detacheer!
  2. detacheert!
  3. gedetacheerd
  4. detacherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für detacheren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fristående detacheren
hyra huurcontract; pacht
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anställa detacheren; tewerkstellen; uitzenden aannemen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren
befria detacheren; loskrijgen; losmaken; loswerken; scheiden afhelpen; amnestie verlenen; banen; bevrijden; bevrijden van; emanciperen; in vrijheid stellen; invrijheidstellen; laten gaan; laten lopen; loslaten; losmaken; niet vasthouden; opluchten; van de boeien ontdoen; verlossen; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten
engagera detacheren; tewerkstellen; uitzenden engageren; inviteren; uitnodigen; verbintenis aangaan
frisläppa detacheren; loskrijgen; losmaken; loswerken; scheiden
hyra detacheren; tewerkstellen; uitzenden aannemen; aantrekken; afhuren; charteren; huren; in dienst nemen; inhuren; pachten; verhuren
lösa detacheren; loskrijgen; losmaken; loswerken; scheiden ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; van last bevrijden; verlossen
släppa detacheren; loskrijgen; losmaken; loswerken; scheiden aan de dijk zetten; afdanken; afhelpen; afsmijten; afstand doen; afvloeien; afwerpen; afzien; afzien van rechtsvervolging; amnestie verlenen; bevrijden van; congé geven; dumpen; eruit gooien; invrijheidstellen; lanceren; laten gaan; laten vallen; loshaken; loslaten; niet vasthouden; op de markt brengen; seponeren; uitgeven; van last bevrijden; van zijn positie verdrijven; verlossen; vrijlaten
släppa ut detacheren; loskrijgen; losmaken; loswerken; scheiden afblazen; ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen
sätta i arbete detacheren; tewerkstellen; uitzenden
ta i tjänst detacheren; tewerkstellen; uitzenden
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
släppa versie
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lösa losgemaakt