Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. begronden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für begronden (Niederländisch) ins Schwedisch

begronden:

begronden Verb (begrond, begrondt, begrondde, begrondden, begrond)

  1. begronden
    basera
    • basera Verb (baserar, baserade, baserat)

Konjugationen für begronden:

o.t.t.
  1. begrond
  2. begrondt
  3. begrondt
  4. begronden
  5. begronden
  6. begronden
o.v.t.
  1. begrondde
  2. begrondde
  3. begrondde
  4. begrondden
  5. begrondden
  6. begrondden
v.t.t.
  1. heb begrond
  2. hebt begrond
  3. heeft begrond
  4. hebben begrond
  5. hebben begrond
  6. hebben begrond
v.v.t.
  1. had begrond
  2. had begrond
  3. had begrond
  4. hadden begrond
  5. hadden begrond
  6. hadden begrond
o.t.t.t.
  1. zal begronden
  2. zult begronden
  3. zal begronden
  4. zullen begronden
  5. zullen begronden
  6. zullen begronden
o.v.t.t.
  1. zou begronden
  2. zou begronden
  3. zou begronden
  4. zouden begronden
  5. zouden begronden
  6. zouden begronden
diversen
  1. begrond!
  2. begrondt!
  3. begrond
  4. begrondend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für begronden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
basera begronden baseren; funderen