Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aaneenplakken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aaneenplakken (Niederländisch) ins Schwedisch

aaneenplakken:

aaneenplakken Verb (plak aaneen, plakt aaneen, plakte aaneen, plakten aaneen, aaneengeplakt)

  1. aaneenplakken (aan elkaar kleven; plakken; vastplakken; )
    klistra; limma
    • klistra Verb (klistrar, klistrade, klistrat)
    • limma Verb (limmar, limmade, limmat)
  2. aaneenplakken (plakken; klitten; vastlijmen)
    klistra; klistra ihop
    • klistra Verb (klistrar, klistrade, klistrat)
    • klistra ihop Verb (klistrar ihop, klistrade ihop, klistrat ihop)
  3. aaneenplakken (vastplakken; aan elkaar kleven; plakken; klitten)
    klistra; limma; limma ihop
    • klistra Verb (klistrar, klistrade, klistrat)
    • limma Verb (limmar, limmade, limmat)
    • limma ihop Verb (limmar ihop, limmade ihop, limmat ihop)

Konjugationen für aaneenplakken:

o.t.t.
  1. plak aaneen
  2. plakt aaneen
  3. plakt aaneen
  4. plakken aaneen
  5. plakken aaneen
  6. plakken aaneen
o.v.t.
  1. plakte aaneen
  2. plakte aaneen
  3. plakte aaneen
  4. plakten aaneen
  5. plakten aaneen
  6. plakten aaneen
v.t.t.
  1. heb aaneengeplakt
  2. hebt aaneengeplakt
  3. heeft aaneengeplakt
  4. hebben aaneengeplakt
  5. hebben aaneengeplakt
  6. hebben aaneengeplakt
v.v.t.
  1. had aaneengeplakt
  2. had aaneengeplakt
  3. had aaneengeplakt
  4. hadden aaneengeplakt
  5. hadden aaneengeplakt
  6. hadden aaneengeplakt
o.t.t.t.
  1. zal aaneenplakken
  2. zult aaneenplakken
  3. zal aaneenplakken
  4. zullen aaneenplakken
  5. zullen aaneenplakken
  6. zullen aaneenplakken
o.v.t.t.
  1. zou aaneenplakken
  2. zou aaneenplakken
  3. zou aaneenplakken
  4. zouden aaneenplakken
  5. zouden aaneenplakken
  6. zouden aaneenplakken
diversen
  1. plak aaneen!
  2. plakt aaneen!
  3. aaneengeplakt
  4. aaneenplakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aaneenplakken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klistra ihop aanplakken; vastplakken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klistra aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastlijmen; vastplakken aanlijmen; hechten; iets vastkleven; kitten; kleven; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken
klistra ihop aaneenplakken; klitten; plakken; vastlijmen aan elkaar plakken; aaneen plakken
limma aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aanlijmen; hechten; kitten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
limma ihop aan elkaar kleven; aaneenplakken; klitten; plakken; vastplakken