Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. verzopen:
  2. verzuipen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for verzopen in Niederländisch

verzopen:

verzopen Adjektiv

  1. verzopen
    verdronken; verzopen

verzopen form of verzuipen:

verzuipen Verb (verzuip, verzuipt, verzoop, verzopen, verzopen)

  1. verzuipen
    verdrinken; verzuipen
    • verdrinken Verb (verdrink, verdrinkt, verdronk, verdronken, verdronken)
    • verzuipen Verb (verzuip, verzuipt, verzoop, verzopen, verzopen)

Konjugationen für verzuipen:

o.t.t.
  1. verzuip
  2. verzuipt
  3. verzuipt
  4. verzuipen
  5. verzuipen
  6. verzuipen
o.v.t.
  1. verzoop
  2. verzoop
  3. verzoop
  4. verzopen
  5. verzopen
  6. verzopen
v.t.t.
  1. heb verzopen
  2. hebt verzopen
  3. heeft verzopen
  4. hebben verzopen
  5. hebben verzopen
  6. hebben verzopen
v.v.t.
  1. had verzopen
  2. had verzopen
  3. had verzopen
  4. hadden verzopen
  5. hadden verzopen
  6. hadden verzopen
o.t.t.t.
  1. zal verzuipen
  2. zult verzuipen
  3. zal verzuipen
  4. zullen verzuipen
  5. zullen verzuipen
  6. zullen verzuipen
o.v.t.t.
  1. zou verzuipen
  2. zou verzuipen
  3. zou verzuipen
  4. zouden verzuipen
  5. zouden verzuipen
  6. zouden verzuipen
diversen
  1. verzuip!
  2. verzuipt!
  3. verzopen
  4. verzuipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze