Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. verspillen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for verspillen in Niederländisch

verspillen:

verspillen Verb (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)

  1. verspillen
    verspillen; verkwanselen; verbrassen; verkwisten; verkopen; verboemelen
    • verspillen Verb (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)
    • verkwanselen Verb (verkwansel, verkwanselt, verkwanselde, verkwanselden, verkwanseld)
    • verbrassen Verb (verbras, verbrast, verbraste, verbrasten, verbrast)
    • verkwisten Verb (verkwist, verkwistte, verkwistten, verkwist)
    • verkopen Verb (verkoop, verkoopt, verkocht, verkochten, verkocht)
    • verboemelen Verb (verboemel, verboemelt, verboemelde, verboemelden, verboemeld)
  2. verspillen
    verspillen; verdoen
    • verspillen Verb (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)
    • verdoen Verb (verdoe, verdoet, verdeed, verdeden, verdaan)

Konjugationen für verspillen:

o.t.t.
  1. verspil
  2. verspilt
  3. verspilt
  4. verspillen
  5. verspillen
  6. verspillen
o.v.t.
  1. verspilde
  2. verspilde
  3. verspilde
  4. verspilden
  5. verspilden
  6. verspilden
v.t.t.
  1. heb verspild
  2. hebt verspild
  3. heeft verspild
  4. hebben verspild
  5. hebben verspild
  6. hebben verspild
v.v.t.
  1. had verspild
  2. had verspild
  3. had verspild
  4. hadden verspild
  5. hadden verspild
  6. hadden verspild
o.t.t.t.
  1. zal verspillen
  2. zult verspillen
  3. zal verspillen
  4. zullen verspillen
  5. zullen verspillen
  6. zullen verspillen
o.v.t.t.
  1. zou verspillen
  2. zou verspillen
  3. zou verspillen
  4. zouden verspillen
  5. zouden verspillen
  6. zouden verspillen
diversen
  1. verspil!
  2. verspilt!
  3. verspild
  4. verspillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze