Niederländisch
Detailed Synonyms for verplaatsen in Niederländisch
verplaatsen:
-
verplaatsen
-
verplaatsen
-
verplaatsen
-
verplaatsen
-
verplaatsen
-
verplaatsen
– een andere plaats geven 1 -
verplaatsen
– zich in zijn toestand inleven 1
Konjugationen für verplaatsen:
o.t.t.
- verplaats
- verplaatst
- verplaatst
- verplaatsen
- verplaatsen
- verplaatsen
o.v.t.
- verplaatste
- verplaatste
- verplaatste
- verplaatsten
- verplaatsten
- verplaatsten
v.t.t.
- heb verplaatst
- hebt verplaatst
- heeft verplaatst
- hebben verplaatst
- hebben verplaatst
- hebben verplaatst
v.v.t.
- had verplaatst
- had verplaatst
- had verplaatst
- hadden verplaatst
- hadden verplaatst
- hadden verplaatst
o.t.t.t.
- zal verplaatsen
- zult verplaatsen
- zal verplaatsen
- zullen verplaatsen
- zullen verplaatsen
- zullen verplaatsen
o.v.t.t.
- zou verplaatsen
- zou verplaatsen
- zou verplaatsen
- zouden verplaatsen
- zouden verplaatsen
- zouden verplaatsen
diversen
- verplaats!
- verplaatst!
- verplaatst
- verplaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze