Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. tegelijk:


Niederländisch

Detailed Synonyms for tegelijk in Niederländisch

tegelijk:

tegelijk adv

  1. tegelijk
  2. tegelijk
  3. tegelijk
    – op hetzelfde moment 1
    meteen; tegelijkertijd; tegelijk
    – op hetzelfde moment 1
    • meteen adv
      • ik wil nog een Cola en meteen even afrekenen1
    • tegelijkertijd adv
      • we hebben gewerkt, maar tegelijkertijd ook veel gekletst1
    • tegelijk adv
      • we kwamen tegelijk aan1
  4. tegelijk
    – zowel het een als het ander 1
    tegelijk
    – zowel het een als het ander 1
    • tegelijk adv
      • deze knop is tegelijk voor aan en uit1

Alternate Synonyms for "tegelijk":


Verwandte Definitionen für "tegelijk":

  1. op hetzelfde moment1
    • we kwamen tegelijk aan1
  2. zowel het een als het ander1
    • deze knop is tegelijk voor aan en uit1