Niederländisch

Detailed Synonyms for stijgen in Niederländisch

stijgen:

stijgen Verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)

  1. stijgen
    groeien; toenemen; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan
    • groeien Verb (groei, groeit, groeide, groeiden, gegroeid)
    • toenemen Verb (neem toe, neemt toe, nam toe, namen toe, toegenomen)
    • stijgen Verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
    • vermeerderen Verb (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
    • groter worden Verb (word groter, wordt groter, werd groter, werden groter, groter geworden)
    • aanwinnen Verb (win aan, wint aan, won aan, wonnen aan, aangewonnen)
    • aangroeien Verb (groei aan, groeit aan, groeide aan, groeiden aan, aangegroeid)
    • aanzwellen Verb (zwel aan, zwelt aan, zwol aan, zwollen aan, aangezwollen)
    • opzetten Verb (zet op, zette op, zetten op, opgezet)
    • aanwassen Verb (was aan, wast aan, waste aan, wasten aan, aangewassen)
    • gedijen Verb (gedij, gedijt, gedijde, gedijden, gedijd)
    • de hoogte ingaan Verb (ga de hoogte in, gaat de hoogte in, ging de hoogte in, gingen de hoogte in, de hoogte ingegeaan)
    • omhooggaan Verb (ga omhoog, gaat omhoog, ging omhoog, gingen omhoog, omhooggegaan)
  2. stijgen
    stijgen; rijzen; omhoog rijzen; omhoog komen; aanwassen; omhoogstijgen
    • stijgen Verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
    • rijzen Verb (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
    • omhoog rijzen Verb (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhoog gerezen)
    • omhoog komen Verb (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
    • aanwassen Verb (was aan, wast aan, waste aan, wasten aan, aangewassen)
    • omhoogstijgen Verb (stijg omhoog, stijgt omhoog, steeg omhoog, stegen omhoog, omhooggestegen)
  3. stijgen
    stijgen; klimmen; omhoogklimmen; omhoog gaan; omhoogstijgen
    • stijgen Verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
    • klimmen Verb (klim, klimt, klom, klommen, geklommen)
    • omhoogklimmen Verb (klim omhoog, klimt omhoog, klom omhoog, klommen omhoog, omhooggeklommen)
    • omhoogstijgen Verb (stijg omhoog, stijgt omhoog, steeg omhoog, stegen omhoog, omhooggestegen)
  4. stijgen
    opstijgen; in de lucht omhoogstijgen; stijgen; de hoogte ingaan
  5. stijgen
    – een grotere waarde krijgen, hoger worden 1
    stijgen
    – een grotere waarde krijgen, hoger worden 1
    • stijgen Verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
      • de prijzen in dit land zijn sterk gestegen1
  6. stijgen
    – omhoog gaan 1
    stijgen
    – omhoog gaan 1
    • stijgen Verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
      • het water in de sloot is gestegen1

Konjugationen für stijgen:

o.t.t.
  1. stijg
  2. stijgt
  3. stijgt
  4. stijgen
  5. stijgen
  6. stijgen
o.v.t.
  1. steeg
  2. steeg
  3. steeg
  4. stegen
  5. stegen
  6. stegen
v.t.t.
  1. ben gestegen
  2. bent gestegen
  3. is gestegen
  4. zijn gestegen
  5. zijn gestegen
  6. zijn gestegen
v.v.t.
  1. was gestegen
  2. was gestegen
  3. was gestegen
  4. waren gestegen
  5. waren gestegen
  6. waren gestegen
o.t.t.t.
  1. zal stijgen
  2. zult stijgen
  3. zal stijgen
  4. zullen stijgen
  5. zullen stijgen
  6. zullen stijgen
o.v.t.t.
  1. zou stijgen
  2. zou stijgen
  3. zou stijgen
  4. zouden stijgen
  5. zouden stijgen
  6. zouden stijgen
diversen
  1. stijg!
  2. stijgt!
  3. gestegen
  4. stijgemd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stijgen [znw.] Nomen

  1. stijgen
    de stijging; stijgen; opstijgen; omhoogkomen; klimmen
  2. stijgen
    stijgen; opklimmen

Antonyme für "stijgen":


Verwandte Definitionen für "stijgen":

  1. omhoog gaan1
    • het water in de sloot is gestegen1
  2. een grotere waarde krijgen, hoger worden1
    • de prijzen in dit land zijn sterk gestegen1

Related Synonyms for stijgen