Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. reflecteren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for reflecteren in Niederländisch

reflecteren:

reflecteren Verb (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)

  1. reflecteren
    weerspiegelen; reflecteren; terugkaatsen
    • weerspiegelen Verb (weerspiegel, weerspiegelt, weerspiegelde, weerspiegelden, weerspiegeld)
    • reflecteren Verb (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)
    • terugkaatsen Verb (kaats terug, kaatst terug, kaatste terug, kaatsten terug, teruggekaatst)
  2. reflecteren
    reflecteren; stuiten; weerkaatsen; terugkaatsen; echoën; terugstoten
    • reflecteren Verb (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)
    • stuiten Verb (stuit, stuitte, stuitten, gestuit)
    • weerkaatsen Verb (weerkaats, weerkaatst, weerkaatste, weerkaatsten, weerkaatst)
    • terugkaatsen Verb (kaats terug, kaatst terug, kaatste terug, kaatsten terug, teruggekaatst)
    • echoën Verb (echo, echoot, echode, echoden, geëchood)
    • terugstoten Verb (stoot terug, stootte terug, stootten terug, terugestoten)
  3. reflecteren
    reflecteren
    • reflecteren Verb (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)

Konjugationen für reflecteren:

o.t.t.
  1. reflecteer
  2. reflecteert
  3. reflecteert
  4. reflecteren
  5. reflecteren
  6. reflecteren
o.v.t.
  1. reflecteerde
  2. reflecteerde
  3. reflecteerde
  4. reflecteerden
  5. reflecteerden
  6. reflecteerden
v.t.t.
  1. ben gereflecteerd
  2. bent gereflecteerd
  3. is gereflecteerd
  4. zijn gereflecteerd
  5. zijn gereflecteerd
  6. zijn gereflecteerd
v.v.t.
  1. was gereflecteerd
  2. was gereflecteerd
  3. was gereflecteerd
  4. waren gereflecteerd
  5. waren gereflecteerd
  6. waren gereflecteerd
o.t.t.t.
  1. zal reflecteren
  2. zult reflecteren
  3. zal reflecteren
  4. zullen reflecteren
  5. zullen reflecteren
  6. zullen reflecteren
o.v.t.t.
  1. zou reflecteren
  2. zou reflecteren
  3. zou reflecteren
  4. zouden reflecteren
  5. zouden reflecteren
  6. zouden reflecteren
diversen
  1. reflecteer!
  2. reflecteert!
  3. gereflecteerd
  4. reflecterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze