Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. raspen:
  2. rasp:


Niederländisch

Detailed Synonyms for raspen in Niederländisch

raspen:

raspen Verb (rasp, raspt, raspte, raspten, geraspt)

  1. raspen
    schaven; raspen; schuren
    • schaven Verb (schaaf, schaaft, schaafte, schaaften, geschaafd)
    • raspen Verb (rasp, raspt, raspte, raspten, geraspt)
    • schuren Verb (schuur, schuurt, schuurde, schuurden, geschuurd)

Konjugationen für raspen:

o.t.t.
  1. rasp
  2. raspt
  3. raspt
  4. raspen
  5. raspen
  6. raspen
o.v.t.
  1. raspte
  2. raspte
  3. raspte
  4. raspten
  5. raspten
  6. raspten
v.t.t.
  1. heb geraspt
  2. hebt geraspt
  3. heeft geraspt
  4. hebben geraspt
  5. hebben geraspt
  6. hebben geraspt
v.v.t.
  1. had geraspt
  2. had geraspt
  3. had geraspt
  4. hadden geraspt
  5. hadden geraspt
  6. hadden geraspt
o.t.t.t.
  1. zal raspen
  2. zult raspen
  3. zal raspen
  4. zullen raspen
  5. zullen raspen
  6. zullen raspen
o.v.t.t.
  1. zou raspen
  2. zou raspen
  3. zou raspen
  4. zouden raspen
  5. zouden raspen
  6. zouden raspen
en verder
  1. is geraspt
  2. zijn geraspt
diversen
  1. rasp!
  2. raspt!
  3. geraspt
  4. raspend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "raspen":


rasp:

rasp [de ~] Nomen

  1. de rasp
    de rasp

Verwandte Wörter für "rasp":