Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. polijsten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for polijsten in Niederländisch

polijsten:

polijsten Verb (polijst, polijstte, polijstten, gepolijst)

  1. polijsten
    polijsten
    • polijsten Verb (polijst, polijstte, polijstten, gepolijst)
  2. polijsten
    – glad en glanzend schuren 1
    polijsten
    – glad en glanzend schuren 1
    • polijsten Verb (polijst, polijstte, polijstten, gepolijst)
      • de diamant werd gepolijst1

Konjugationen für polijsten:

o.t.t.
  1. polijst
  2. polijst
  3. polijst
  4. polijsten
  5. polijsten
  6. polijsten
o.v.t.
  1. polijstte
  2. polijstte
  3. polijstte
  4. polijstten
  5. polijstten
  6. polijstten
v.t.t.
  1. heb gepolijst
  2. hebt gepolijst
  3. heeft gepolijst
  4. hebben gepolijst
  5. hebben gepolijst
  6. hebben gepolijst
v.v.t.
  1. had gepolijst
  2. had gepolijst
  3. had gepolijst
  4. hadden gepolijst
  5. hadden gepolijst
  6. hadden gepolijst
o.t.t.t.
  1. zal polijsten
  2. zult polijsten
  3. zal polijsten
  4. zullen polijsten
  5. zullen polijsten
  6. zullen polijsten
o.v.t.t.
  1. zou polijsten
  2. zou polijsten
  3. zou polijsten
  4. zouden polijsten
  5. zouden polijsten
  6. zouden polijsten
en verder
  1. is gepolijst
  2. zijn gepolijst
diversen
  1. polijst!
  2. polijst!
  3. gepolijst
  4. polijstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "polijsten":

  1. glad en glanzend schuren1
    • de diamant werd gepolijst1