Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. plaatsvinden:


Niederländisch

Detailed Synonyms for plaatsvinden in Niederländisch

plaatsvinden:

plaatsvinden [znw.] Nomen

  1. plaatsvinden
    plaatsvinden

plaatsvinden Verb (vind plaats, vindt plaats, vond plaats, vonden plaats, plaatsgevonden)

  1. plaatsvinden
    gebeuren; voorvallen; voordoen; plaatsvinden; plaats hebben; passeren
    • gebeuren Verb
    • voorvallen Verb (val voor, valt voor, viel voor, vielen voor, voorgevallen)
    • voordoen Verb (doe voor, doet voor, deed voor, deden voor, voorgedaan)
    • plaatsvinden Verb (vind plaats, vindt plaats, vond plaats, vonden plaats, plaatsgevonden)
    • plaats hebben Verb (heb plaats, hebt plaats, had plaats, hadden plaats, plaats gehad)
    • passeren Verb (passeer, passeert, passeerde, passeerden, gepasseerd)
  2. plaatsvinden
    – wat zich afspeelt 1
    gebeuren; plaatsvinden
    – wat zich afspeelt 1
    • gebeuren Verb
      • er is een ongeluk gebeurd1
    • plaatsvinden Verb (vind plaats, vindt plaats, vond plaats, vonden plaats, plaatsgevonden)
      • er heeft een ongeluk plaatsgevonden1

Konjugationen für plaatsvinden:

o.t.t.
  1. vind plaats
  2. vindt plaats
  3. vindt plaats
  4. vinden plaats
  5. vinden plaats
  6. vinden plaats
o.v.t.
  1. vond plaats
  2. vond plaats
  3. vond plaats
  4. vonden plaats
  5. vonden plaats
  6. vonden plaats
v.t.t.
  1. heb plaatsgevonden
  2. hebt plaatsgevonden
  3. heeft plaatsgevonden
  4. hebben plaatsgevonden
  5. hebben plaatsgevonden
  6. hebben plaatsgevonden
v.v.t.
  1. had plaatsgevonden
  2. had plaatsgevonden
  3. had plaatsgevonden
  4. hadden plaatsgevonden
  5. hadden plaatsgevonden
  6. hadden plaatsgevonden
o.t.t.t.
  1. zal plaatsvinden
  2. zult plaatsvinden
  3. zal plaatsvinden
  4. zullen plaatsvinden
  5. zullen plaatsvinden
  6. zullen plaatsvinden
o.v.t.t.
  1. zou plaatsvinden
  2. zou plaatsvinden
  3. zou plaatsvinden
  4. zouden plaatsvinden
  5. zouden plaatsvinden
  6. zouden plaatsvinden
diversen
  1. vind plaats!
  2. vindt plaats!
  3. plaatsgevonden
  4. plaatsvindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "plaatsvinden":


Verwandte Definitionen für "plaatsvinden":

  1. wat zich afspeelt1
    • er heeft een ongeluk plaatsgevonden1