Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. orkestreren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for orkestreren in Niederländisch

orkestreren:

orkestreren Verb (orkestreer, orkestreert, orkestreerde, orkestreerden, georkestreerd)

  1. orkestreren
    arrangeren; orkestreren; instrumenteren
    • arrangeren Verb (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
    • orkestreren Verb (orkestreer, orkestreert, orkestreerde, orkestreerden, georkestreerd)
    • instrumenteren Verb (instrumenteer, instrumenteert, instrumenteerde, instrumenteerden, geïnstrumenteerd)

Konjugationen für orkestreren:

o.t.t.
  1. orkestreer
  2. orkestreert
  3. orkestreert
  4. orkestreren
  5. orkestreren
  6. orkestreren
o.v.t.
  1. orkestreerde
  2. orkestreerde
  3. orkestreerde
  4. orkestreerden
  5. orkestreerden
  6. orkestreerden
v.t.t.
  1. heb georkestreerd
  2. hebt georkestreerd
  3. heeft georkestreerd
  4. hebben georkestreerd
  5. hebben georkestreerd
  6. hebben georkestreerd
v.v.t.
  1. had georkestreerd
  2. had georkestreerd
  3. had georkestreerd
  4. hadden georkestreerd
  5. hadden georkestreerd
  6. hadden georkestreerd
o.t.t.t.
  1. zal orkestreren
  2. zult orkestreren
  3. zal orkestreren
  4. zullen orkestreren
  5. zullen orkestreren
  6. zullen orkestreren
o.v.t.t.
  1. zou orkestreren
  2. zou orkestreren
  3. zou orkestreren
  4. zouden orkestreren
  5. zouden orkestreren
  6. zouden orkestreren
diversen
  1. orkestreer!
  2. orkestreert!
  3. georkestreerd
  4. orkestrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze