Übersicht
Niederländisch Synonyms: mehr Daten
-
openen:
- openen; inleiden; openmaken; opendoen; ontsluiten; opendraaien; uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen; vrijgeven; openstellen; toegankelijk maken
Niederländisch
Detailed Synonyms for openen in Niederländisch
openen:
-
openen
-
openen
-
openen
-
openen
-
openen
ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen-
ter sprake brengen Verb (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren Verb
-
gesprek aanknopen Verb
-
te berde brengen Verb (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
-
openen
Konjugationen für openen:
o.t.t.
- open
- opent
- opent
- openen
- openen
- openen
o.v.t.
- opende
- opende
- opende
- openden
- openden
- openden
v.t.t.
- heb geopend
- hebt geopend
- heeft geopend
- hebben geopend
- hebben geopend
- hebben geopend
v.v.t.
- had geopend
- had geopend
- had geopend
- hadden geopend
- hadden geopend
- hadden geopend
o.t.t.t.
- zal openen
- zult openen
- zal openen
- zullen openen
- zullen openen
- zullen openen
o.v.t.t.
- zou openen
- zou openen
- zou openen
- zouden openen
- zouden openen
- zouden openen
en verder
- ben geopend
- bent geopend
- is geopend
- zijn geopend
- zijn geopend
- zijn geopend
diversen
- open!
- opent!
- geopend
- openend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze