Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. opdoffen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for opdoffen in Niederländisch

opdoffen:

opdoffen Verb (dof op, doft op, dofte op, doften op, opgedoft)

  1. opdoffen
    optutten; uitdossen; opdirken; opdoffen
    • optutten Verb (tut op, tutte op, tutten op, opgetut)
    • uitdossen Verb (dos uit, dost uit, doste uit, dosten uit, uitgedost)
    • opdirken Verb (dirk op, dirkt op, dirkte op, dirkten op, opgedirkt)
    • opdoffen Verb (dof op, doft op, dofte op, doften op, opgedoft)
  2. opdoffen
    opdoffen; zich opdirken

Konjugationen für opdoffen:

o.t.t.
  1. dof op
  2. doft op
  3. doft op
  4. doffen op
  5. doffen op
  6. doffen op
o.v.t.
  1. dofte op
  2. dofte op
  3. dofte op
  4. doften op
  5. doften op
  6. doften op
v.t.t.
  1. ben opgedoft
  2. bent opgedoft
  3. is opgedoft
  4. zijn opgedoft
  5. zijn opgedoft
  6. zijn opgedoft
v.v.t.
  1. was opgedoft
  2. was opgedoft
  3. was opgedoft
  4. waren opgedoft
  5. waren opgedoft
  6. waren opgedoft
o.t.t.t.
  1. zal opdoffen
  2. zult opdoffen
  3. zal opdoffen
  4. zullen opdoffen
  5. zullen opdoffen
  6. zullen opdoffen
o.v.t.t.
  1. zou opdoffen
  2. zou opdoffen
  3. zou opdoffen
  4. zouden opdoffen
  5. zouden opdoffen
  6. zouden opdoffen
en verder
  1. heb opgedoft
  2. hebt opgedoft
  3. heeft opgedoft
  4. hebben opgedoft
  5. hebben opgedoft
  6. hebben opgedoft
diversen
  1. dof op!
  2. doft op!
  3. opgedoft
  4. opdoffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze