Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. nationaliseren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for nationaliseren in Niederländisch

nationaliseren:

nationaliseren Verb (nationaliseer, nationaliseert, nationaliseerde, nationaliseerden, genationaliseerd)

  1. nationaliseren
    nationaliseren
    • nationaliseren Verb (nationaliseer, nationaliseert, nationaliseerde, nationaliseerden, genationaliseerd)

Konjugationen für nationaliseren:

o.t.t.
  1. nationaliseer
  2. nationaliseert
  3. nationaliseert
  4. nationaliseren
  5. nationaliseren
  6. nationaliseren
o.v.t.
  1. nationaliseerde
  2. nationaliseerde
  3. nationaliseerde
  4. nationaliseerden
  5. nationaliseerden
  6. nationaliseerden
v.t.t.
  1. heb genationaliseerd
  2. hebt genationaliseerd
  3. heeft genationaliseerd
  4. hebben genationaliseerd
  5. hebben genationaliseerd
  6. hebben genationaliseerd
v.v.t.
  1. had genationaliseerd
  2. had genationaliseerd
  3. had genationaliseerd
  4. hadden genationaliseerd
  5. hadden genationaliseerd
  6. hadden genationaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal nationaliseren
  2. zult nationaliseren
  3. zal nationaliseren
  4. zullen nationaliseren
  5. zullen nationaliseren
  6. zullen nationaliseren
o.v.t.t.
  1. zou nationaliseren
  2. zou nationaliseren
  3. zou nationaliseren
  4. zouden nationaliseren
  5. zouden nationaliseren
  6. zouden nationaliseren
en verder
  1. ben genationaliseerd
  2. bent genationaliseerd
  3. is genationaliseerd
  4. zijn genationaliseerd
  5. zijn genationaliseerd
  6. zijn genationaliseerd
diversen
  1. nationaliseer!
  2. nationaliseert!
  3. genationaliseerd
  4. nationaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze