Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. louter:
  2. louteren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for louter in Niederländisch

louter:

louter Adjektiv

  1. louter
    louter
  2. louter
    – enkel en alleen 1
    zuiver; louter
    – enkel en alleen 1
    • zuiver Adjektiv
      • zuiver vanwege de centen wil hij niet mee1
    • louter Adjektiv
      • ik doe dit louter voor mijn plezier1

Verwandte Wörter für "louter":

  • louterheid, loutere

Alternate Synonyms for "louter":


Verwandte Definitionen für "louter":

  1. enkel en alleen1
    • ik doe dit louter voor mijn plezier1

louter form of louteren:

louteren Verb (louter, loutert, louterde, louterden, gelouterd)

  1. louteren
    reinigen; kuisen; klaren; in zedelijk opzicht zuiveren; louteren

Konjugationen für louteren:

o.t.t.
  1. louter
  2. loutert
  3. loutert
  4. louteren
  5. louteren
  6. louteren
o.v.t.
  1. louterde
  2. louterde
  3. louterde
  4. louterden
  5. louterden
  6. louterden
v.t.t.
  1. ben gelouterd
  2. bent gelouterd
  3. is gelouterd
  4. zijn gelouterd
  5. zijn gelouterd
  6. zijn gelouterd
v.v.t.
  1. was gelouterd
  2. was gelouterd
  3. was gelouterd
  4. waren gelouterd
  5. waren gelouterd
  6. waren gelouterd
o.t.t.t.
  1. zal louteren
  2. zult louteren
  3. zal louteren
  4. zullen louteren
  5. zullen louteren
  6. zullen louteren
o.v.t.t.
  1. zou louteren
  2. zou louteren
  3. zou louteren
  4. zouden louteren
  5. zouden louteren
  6. zouden louteren
en verder
  1. heb gelouterd
  2. hebt gelouterd
  3. heeft gelouterd
  4. hebben gelouterd
  5. hebben gelouterd
  6. hebben gelouterd
diversen
  1. louter!
  2. loutert!
  3. gelouterd
  4. louterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze