Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. laten opstijgen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for laten opstijgen in Niederländisch

laten opstijgen:

laten opstijgen Verb (laat opstijgen, liet opstijgen, lieten opstijgen, laten opstijgen)

  1. laten opstijgen
    oplaten; laten opstijgen
    • oplaten Verb (laat op, liet op, lieten op, opgelaten)
    • laten opstijgen Verb (laat opstijgen, liet opstijgen, lieten opstijgen, laten opstijgen)

Konjugationen für laten opstijgen:

o.t.t.
  1. laat opstijgen
  2. laat opstijgen
  3. laat opstijgen
  4. laten opstijgen
  5. laten opstijgen
  6. laten opstijgen
o.v.t.
  1. liet opstijgen
  2. liet opstijgen
  3. liet opstijgen
  4. lieten opstijgen
  5. lieten opstijgen
  6. lieten opstijgen
v.t.t.
  1. heb laten opstijgen
  2. hebt laten opstijgen
  3. heeft laten opstijgen
  4. hebben laten opstijgen
  5. hebben laten opstijgen
  6. hebben laten opstijgen
v.v.t.
  1. had laten opstijgen
  2. had laten opstijgen
  3. had laten opstijgen
  4. hadden laten opstijgen
  5. hadden laten opstijgen
  6. hadden laten opstijgen
o.t.t.t.
  1. zal laten opstijgen
  2. zult laten opstijgen
  3. zal laten opstijgen
  4. zullen laten opstijgen
  5. zullen laten opstijgen
  6. zullen laten opstijgen
o.v.t.t.
  1. zou laten opstijgen
  2. zou laten opstijgen
  3. zou laten opstijgen
  4. zouden laten opstijgen
  5. zouden laten opstijgen
  6. zouden laten opstijgen
diversen
  1. laat opstijgen!
  2. laat opstijgen!
  3. laten opstijgen
  4. opstijgend latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for laten opstijgen