Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. krioelen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for krioelen in Niederländisch

krioelen:

krioelen Verb (krioel, krioelt, krioelde, krioelden, gekrioeld)

  1. krioelen
    krioelen; kruipen; wemelen
    • krioelen Verb (krioel, krioelt, krioelde, krioelden, gekrioeld)
    • kruipen Verb (kruip, kruipt, kroop, kropen, gekropen)
    • wemelen Verb (wemel, wemelt, wemelde, wemelden, gewemeld)

Konjugationen für krioelen:

o.t.t.
  1. krioel
  2. krioelt
  3. krioelt
  4. krioelen
  5. krioelen
  6. krioelen
o.v.t.
  1. krioelde
  2. krioelde
  3. krioelde
  4. krioelden
  5. krioelden
  6. krioelden
v.t.t.
  1. ben gekrioeld
  2. bent gekrioeld
  3. is gekrioeld
  4. zijn gekrioeld
  5. zijn gekrioeld
  6. zijn gekrioeld
v.v.t.
  1. was gekrioeld
  2. was gekrioeld
  3. was gekrioeld
  4. waren gekrioeld
  5. waren gekrioeld
  6. waren gekrioeld
o.t.t.t.
  1. zal krioelen
  2. zult krioelen
  3. zal krioelen
  4. zullen krioelen
  5. zullen krioelen
  6. zullen krioelen
o.v.t.t.
  1. zou krioelen
  2. zou krioelen
  3. zou krioelen
  4. zouden krioelen
  5. zouden krioelen
  6. zouden krioelen
en verder
  1. hebben gekrioeld
diversen
  1. krioel!
  2. krioelt!
  3. gekrioeld
  4. krioelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze