Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. knapperen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for knapperen in Niederländisch

knapperen:

knapperen Verb (knapper, knappert, knapperde, knapperden, geknapperd)

  1. knapperen
    knetteren; knapperen
    • knetteren Verb (knetter, knettert, knetterde, knetterden, geknetterd)
    • knapperen Verb (knapper, knappert, knapperde, knapperden, geknapperd)

Konjugationen für knapperen:

o.t.t.
  1. knapper
  2. knappert
  3. knappert
  4. knapperen
  5. knapperen
  6. knapperen
o.v.t.
  1. knapperde
  2. knapperde
  3. knapperde
  4. knapperden
  5. knapperden
  6. knapperden
v.t.t.
  1. heb geknapperd
  2. hebt geknapperd
  3. heeft geknapperd
  4. hebben geknapperd
  5. hebben geknapperd
  6. hebben geknapperd
v.v.t.
  1. had geknapperd
  2. had geknapperd
  3. had geknapperd
  4. hadden geknapperd
  5. hadden geknapperd
  6. hadden geknapperd
o.t.t.t.
  1. zal knapperen
  2. zult knapperen
  3. zal knapperen
  4. zullen knapperen
  5. zullen knapperen
  6. zullen knapperen
o.v.t.t.
  1. zou knapperen
  2. zou knapperen
  3. zou knapperen
  4. zouden knapperen
  5. zouden knapperen
  6. zouden knapperen
diversen
  1. knapper!
  2. knappert!
  3. geknapperd
  4. knapperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "knapperen":

  • knapper

knapper:


Verwandte Wörter für "knapper":

  • knapperen, knappers, knappertje, knappertjes