Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for klep in Niederländisch

klep:

klep [de ~ (m)] Nomen

  1. de klep
    de klep; de kletskous; de kletskop; de babbelaar; de zwammer; zwetser; de kwebbel; de kletsmajoor; de leuteraar

klep [de ~] Nomen

  1. de klep
    – soort deksel dat aan één kant vast zit 1
    de klep
    – soort deksel dat aan één kant vast zit 1
    • klep [de ~] Nomen
      • de klep van de brievenbus1
  2. de klep
    – uitstekend deel van een pet 1
    de klep
    – uitstekend deel van een pet 1
    • klep [de ~] Nomen
      • door die klep schijnt de zon niet in je ogen1
  3. de klep
    – holte achter je lippen waarmee je eet en praat 1
    de mond; de klep
    – holte achter je lippen waarmee je eet en praat 1
    • mond [de ~ (m)] Nomen
      • ik stak een stuk brood in zijn mond1
    • klep [de ~] Nomen
      • hou je klep toch eens dicht!1

Verwandte Wörter für "klep":


Alternate Synonyms for "klep":


Verwandte Definitionen für "klep":

  1. soort deksel dat aan één kant vast zit1
    • de klep van de brievenbus1
  2. uitstekend deel van een pet1
    • door die klep schijnt de zon niet in je ogen1
  3. holte achter je lippen waarmee je eet en praat1
    • hou je klep toch eens dicht!1

klep form of kleppen:

kleppen [de ~] Nomen, Plural

  1. de kleppen
    de kleppen

kleppen Verb (klep, klept, klepte, klepten, geklept)

  1. kleppen
    klakken; kleppen
    • klakken Verb (klak, klakt, klakte, klakten, geklakt)
    • kleppen Verb (klep, klept, klepte, klepten, geklept)

Konjugationen für kleppen:

o.t.t.
  1. klep
  2. klept
  3. klept
  4. kleppen
  5. kleppen
  6. kleppen
o.v.t.
  1. klepte
  2. klepte
  3. klepte
  4. klepten
  5. klepten
  6. klepten
v.t.t.
  1. heb geklept
  2. hebt geklept
  3. heeft geklept
  4. hebben geklept
  5. hebben geklept
  6. hebben geklept
v.v.t.
  1. had geklept
  2. had geklept
  3. had geklept
  4. hadden geklept
  5. hadden geklept
  6. hadden geklept
o.t.t.t.
  1. zal kleppen
  2. zult kleppen
  3. zal kleppen
  4. zullen kleppen
  5. zullen kleppen
  6. zullen kleppen
o.v.t.t.
  1. zou kleppen
  2. zou kleppen
  3. zou kleppen
  4. zouden kleppen
  5. zouden kleppen
  6. zouden kleppen
diversen
  1. klep!
  2. klept!
  3. geklept
  4. kleppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "kleppen":