Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for gestookt in Niederländisch

gestookt:

gestookt Adjektiv

  1. gestookt

stoken:

stoken Verb (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)

  1. stoken
    stoken; opstoken; poken; aanblazen; aanstoken; oppoken; aanwakkeren
    • stoken Verb (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)
    • opstoken Verb (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • poken Verb
    • aanblazen Verb (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)
    • aanstoken Verb (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
    • oppoken Verb (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • aanwakkeren Verb (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
  2. stoken
    distilleren; stoken
    • distilleren Verb (distilleer, distilleert, distilleerde, distilleerden, gedistilleerd)
    • stoken Verb (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)

Konjugationen für stoken:

o.t.t.
  1. stook
  2. stookt
  3. stookt
  4. stoken
  5. stoken
  6. stoken
o.v.t.
  1. stookte
  2. stookte
  3. stookte
  4. stookten
  5. stookten
  6. stookten
v.t.t.
  1. heb gestookt
  2. hebt gestookt
  3. heeft gestookt
  4. hebben gestookt
  5. hebben gestookt
  6. hebben gestookt
v.v.t.
  1. had gestookt
  2. had gestookt
  3. had gestookt
  4. hadden gestookt
  5. hadden gestookt
  6. hadden gestookt
o.t.t.t.
  1. zal stoken
  2. zult stoken
  3. zal stoken
  4. zullen stoken
  5. zullen stoken
  6. zullen stoken
o.v.t.t.
  1. zou stoken
  2. zou stoken
  3. zou stoken
  4. zouden stoken
  5. zouden stoken
  6. zouden stoken
en verder
  1. ben gestookt
  2. bent gestookt
  3. is gestookt
  4. zijn gestookt
  5. zijn gestookt
  6. zijn gestookt
diversen
  1. stook!
  2. stookt!
  3. gestookt
  4. stokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "stoken":