Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. gepleegd:
  2. plegen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for gepleegd in Niederländisch

gepleegd:

gepleegd Adjektiv

  1. gepleegd
    voltooid; klaar; beëindigd; over; afgelopen; gereed; uit; gedaan; af; gepleegd; geëindigd; voorbij

plegen:

plegen Verb (pleeg, pleegt, pleegde, pleegden, gepleegd)

  1. plegen
    plegen
    • plegen Verb (pleeg, pleegt, pleegde, pleegden, gepleegd)
  2. plegen
    – het doen 1
    plegen
    – het doen 1
    • plegen Verb (pleeg, pleegt, pleegde, pleegden, gepleegd)
      • hij heeft een moord gepleegd1

Konjugationen für plegen:

o.t.t.
  1. pleeg
  2. pleegt
  3. pleegt
  4. plegen
  5. plegen
  6. plegen
o.v.t.
  1. pleegde
  2. pleegde
  3. pleegde
  4. pleegden
  5. pleegden
  6. pleegden
v.t.t.
  1. heb gepleegd
  2. hebt gepleegd
  3. heeft gepleegd
  4. hebben gepleegd
  5. hebben gepleegd
  6. hebben gepleegd
v.v.t.
  1. had gepleegd
  2. had gepleegd
  3. had gepleegd
  4. hadden gepleegd
  5. hadden gepleegd
  6. hadden gepleegd
o.t.t.t.
  1. zal plegen
  2. zult plegen
  3. zal plegen
  4. zullen plegen
  5. zullen plegen
  6. zullen plegen
o.v.t.t.
  1. zou plegen
  2. zou plegen
  3. zou plegen
  4. zouden plegen
  5. zouden plegen
  6. zouden plegen
en verder
  1. is gepleegd
  2. zijn gepleegd
diversen
  1. pleeg!
  2. pleegt!
  3. gepleegd
  4. plegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "plegen":

  1. het doen1
    • hij heeft een moord gepleegd1