Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. ejaculeren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for ejaculeren in Niederländisch

ejaculeren:

ejaculeren Verb (ejaculeer, ejaculeert, ejaculeerde, ejaculeerden, geëjaculeerd)

  1. ejaculeren
    klaarkomen; ejaculeren
    • klaarkomen Verb (kom klaar, komt klaar, kwam klaar, kwamen klaar, klaar gekomen)
    • ejaculeren Verb (ejaculeer, ejaculeert, ejaculeerde, ejaculeerden, geëjaculeerd)
  2. ejaculeren
    ejaculeren
    • ejaculeren Verb (ejaculeer, ejaculeert, ejaculeerde, ejaculeerden, geëjaculeerd)

Konjugationen für ejaculeren:

o.t.t.
  1. ejaculeer
  2. ejaculeert
  3. ejaculeert
  4. ejaculeren
  5. ejaculeren
  6. ejaculeren
o.v.t.
  1. ejaculeerde
  2. ejaculeerde
  3. ejaculeerde
  4. ejaculeerden
  5. ejaculeerden
  6. ejaculeerden
v.t.t.
  1. heb geëjaculeerd
  2. hebt geëjaculeerd
  3. heeft geëjaculeerd
  4. hebben geëjaculeerd
  5. hebben geëjaculeerd
  6. hebben geëjaculeerd
v.v.t.
  1. had geëjaculeerd
  2. had geëjaculeerd
  3. had geëjaculeerd
  4. hadden geëjaculeerd
  5. hadden geëjaculeerd
  6. hadden geëjaculeerd
o.t.t.t.
  1. zal ejaculeren
  2. zult ejaculeren
  3. zal ejaculeren
  4. zullen ejaculeren
  5. zullen ejaculeren
  6. zullen ejaculeren
o.v.t.t.
  1. zou ejaculeren
  2. zou ejaculeren
  3. zou ejaculeren
  4. zouden ejaculeren
  5. zouden ejaculeren
  6. zouden ejaculeren
diversen
  1. ejaculeer!
  2. ejaculeert!
  3. geëjaculeerd
  4. ejaculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze