Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. dopen:
  2. dop:


Niederländisch

Detailed Synonyms for dopen in Niederländisch

dopen:

dopen Verb (doop, doopt, doopte, doopten, gedoopt)

  1. dopen
    dopen
    • dopen Verb (doop, doopt, doopte, doopten, gedoopt)

Konjugationen für dopen:

o.t.t.
  1. doop
  2. doopt
  3. doopt
  4. dopen
  5. dopen
  6. dopen
o.v.t.
  1. doopte
  2. doopte
  3. doopte
  4. doopten
  5. doopten
  6. doopten
v.t.t.
  1. heb gedoopt
  2. hebt gedoopt
  3. heeft gedoopt
  4. hebben gedoopt
  5. hebben gedoopt
  6. hebben gedoopt
v.v.t.
  1. had gedoopt
  2. had gedoopt
  3. had gedoopt
  4. hadden gedoopt
  5. hadden gedoopt
  6. hadden gedoopt
o.t.t.t.
  1. zal dopen
  2. zult dopen
  3. zal dopen
  4. zullen dopen
  5. zullen dopen
  6. zullen dopen
o.v.t.t.
  1. zou dopen
  2. zou dopen
  3. zou dopen
  4. zouden dopen
  5. zouden dopen
  6. zouden dopen
en verder
  1. ben gedoopt
  2. bent gedoopt
  3. is gedoopt
  4. zijn gedoopt
  5. zijn gedoopt
  6. zijn gedoopt
diversen
  1. doop!
  2. doopt!
  3. gedoopt
  4. dopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "dopen":


dopen form of dop:

dop [de ~ (m)] Nomen

  1. de dop
    de bolster; de schaal; de schil; de dop
  2. de dop
    de dop; de sluitdop
  3. de dop
    de deksel; de stolp; de dop; het boerenhuis; de kaasstolp; stolphuis; stulpkooi

Verwandte Wörter für "dop":