Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. doorspoelen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for doorspoelen in Niederländisch

doorspoelen:

doorspoelen Verb (spoel door, spoelt door, spoelde door, spoelden door, doorgespoeld)

  1. doorspoelen
    doorspoelen; wegspoelen; doortrekken; spoelen
    • doorspoelen Verb (spoel door, spoelt door, spoelde door, spoelden door, doorgespoeld)
    • wegspoelen Verb (spoel weg, spoelt weg, spoelde weg, spoelden weg, weggespoeld)
    • doortrekken Verb (trek door, trekt door, trok door, trokken door, doorgetrokken)
    • spoelen Verb (spoel, spoelt, spoelde, spoelden, gespoeld)

Konjugationen für doorspoelen:

o.t.t.
  1. spoel door
  2. spoelt door
  3. spoelt door
  4. spoelen door
  5. spoelen door
  6. spoelen door
o.v.t.
  1. spoelde door
  2. spoelde door
  3. spoelde door
  4. spoelden door
  5. spoelden door
  6. spoelden door
v.t.t.
  1. heb doorgespoeld
  2. hebt doorgespoeld
  3. heeft doorgespoeld
  4. hebben doorgespoeld
  5. hebben doorgespoeld
  6. hebben doorgespoeld
v.v.t.
  1. had doorgespoeld
  2. had doorgespoeld
  3. had doorgespoeld
  4. hadden doorgespoeld
  5. hadden doorgespoeld
  6. hadden doorgespoeld
o.t.t.t.
  1. zal doorspoelen
  2. zult doorspoelen
  3. zal doorspoelen
  4. zullen doorspoelen
  5. zullen doorspoelen
  6. zullen doorspoelen
o.v.t.t.
  1. zou doorspoelen
  2. zou doorspoelen
  3. zou doorspoelen
  4. zouden doorspoelen
  5. zouden doorspoelen
  6. zouden doorspoelen
en verder
  1. is doorgespoeld
  2. zijn doorgespoeld
diversen
  1. spoel door!
  2. spoelt door!
  3. doorgespoeld
  4. doorspoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze