Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. bomen:
  2. bom:


Niederländisch

Detailed Synonyms for bomen in Niederländisch

bomen:

bomen Verb (boom, boomt, boomde, boomden, geboomd)

  1. bomen
    kletsen; bomen
    • kletsen Verb (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
    • bomen Verb (boom, boomt, boomde, boomden, geboomd)
  2. bomen
    bomen; een boom opzetten

Konjugationen für bomen:

o.t.t.
  1. boom
  2. boomt
  3. boomt
  4. bomen
  5. bomen
  6. bomen
o.v.t.
  1. boomde
  2. boomde
  3. boomde
  4. boomden
  5. boomden
  6. boomden
v.t.t.
  1. heb geboomd
  2. hebt geboomd
  3. heeft geboomd
  4. hebben geboomd
  5. hebben geboomd
  6. hebben geboomd
v.v.t.
  1. had geboomd
  2. had geboomd
  3. had geboomd
  4. hadden geboomd
  5. hadden geboomd
  6. hadden geboomd
o.t.t.t.
  1. zal bomen
  2. zult bomen
  3. zal bomen
  4. zullen bomen
  5. zullen bomen
  6. zullen bomen
o.v.t.t.
  1. zou bomen
  2. zou bomen
  3. zou bomen
  4. zouden bomen
  5. zouden bomen
  6. zouden bomen
diversen
  1. boom!
  2. boomt!
  3. geboomd
  4. bomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "bomen":


bom:

bom [de ~] Nomen

  1. de bom
    de projectiel; de bom; de granaat
  2. de bom
    de granaat; explosief; de bom
  3. de bom
    – voorwerp dat kan ontploffen 1
    de bom
    – voorwerp dat kan ontploffen 1
    • bom [de ~] Nomen
      • er is een bom in het vliegtuig gevonden1

Verwandte Wörter für "bom":

  • bommen

Verwandte Definitionen für "bom":

  1. voorwerp dat kan ontploffen1
    • er is een bom in het vliegtuig gevonden1

Related Synonyms for bomen